waren". Het verslag van lt. Lambrecht ver
dween echter tussen alle andere rapporten
over de zoektocht. Gardner was niet
bewoond, er was geen enkel wrak te zien en
dus werd geconcludeerd dat men te maken
had met het restant van een bivak van vissers
van een ander atol. Alleen vergat men dat
Gardner toen door de Britten (die daar de
scepter zwaaiden) tot verboden gebied was
verklaard en dat het vissers van andere atols
streng verboden was daar ook maar in de
buurt te komen.
Een Amerikaanse marinier verklaarde naar
aanleiding van de vondst van het verslag van
de vlieger, dat hij in 1944 op het atol was
geweest, waar de marine aan de west-zijde
een kleine nederzetting had (zie hiervoor).
Op de oost-zijde was men nog nooit geweest,
met uitzondering van die ene keer, toen hij
met een maat daar een wandeling maakte.
Daarbij waren ze op iets gestoten, dat aan
een verlaten kamp deed denken. Tussen
palen was een doek gespannen en daaron
der stond een aluminium bak, kennelijk om
het verzamelde regenwater op te vangen. Zo
zag de constructie er tenminste uit. De bak
was in afmetingen en vorm identiek aan een
der extra brandstoftanks aan boord van de
Lockheed. De canvas-stof die er boven was
gespannen komt in beschrijving overeen
met de motorhoezen van de Lockheed. Ver
der waren er resten van wat een kampvuur
moest zijn geweest.
Een andere marinier, Floyd Kilts, kwam in
1944 op het atol om de Coast Guard anker
plaats aan de westkust te ontmantelen. Hij
kwam in gesprek met inlanders (vanaf 1938
mocht er van de Britten weer bewoning
plaatsvinden) en hoorde van hen, dat ze
toen ergens aan de oostkust onder wat
struikgewas bij de vloedlijn een skelet had
den gevonden. Het meest opvallende hier
aan was het schoenmodel: het waren vrou
wenschoenen! Wat verderop, meer naar het
water, lag een tweede skelet, dat duidelijk
van een man was. Veel meer was er niet te
vinden.
Deze verklaring deed Floyd Kilts al in 1960 in
de "San Diego Tribune".
In augustus 1991 schreef de klerk van de
Britse ambtenaar Gerald Galaghar, die in
1938 belast was geweest met het weer
bewoonbaar maken van het atol voor inlan
ders, dat er "gebeenten waren gevonden bij
het gestrande wrak van een vrachtschip (ss
"Norwich City"), juist aan de noord-west kant
van het eiland" (Dit schip lag daar al vanaf
1929, maar is nu verdwenen) "De inlanders
hebben de gebeenten bijeengeraapt en vol
gens Gilbertiaans gebruik begraven in een
graf dat met stukken koraal is afgebakend.
Gallaghar werd hierbuiten gehouden uit
angst voor repercusies en lastige vragen. Het
zelfde graf is in 1989 door de eerste expedi
tie gefotografeerd maar men heeft er toen
geen verdere aandacht aan besteed. Toen
men het graf in 1991 wel opende (met toe
stemming van de autoriteiten), bleek het de
gebeenten van een kind te bevatten.
Dat nooit eerder iets op Gardner is opge
merkt komt voornamelijk omdat het buiten
elke scheepsroute ligt, terwijl het atol ook
bijna nooit door vliegtuigen wordt overvlo
gen. Daarenboven is vanuit de lucht door
het dichte gebladerte bijna niets te herken
nen.
Dat de Lockheed van Amelia tijdens de zoek
actie in 1937 niet op het strand is gezien, kan
worden verklaard kan worden verklaard
door het feit, dat deze bij eb op het strand is
geland, na een paar dagen door de vloed en
een orkaanachtige storm die in die dagen
over het eiland trok (is bewezen door meteo
rologen) naar dieper water is gegleden en
uiteindelijk over het koraalrif in zee is weg
gezonken.
Deze gebeurtenis moet zich hebben voltrok
ken tussen 2 en 9 juli 1937. Rond 6 juli is een
orkaan over het atol geraasd.
Voordat dit gebeurde hebben Amalia en
Fred kans gezien een radio aan land te bren
gen en nog drie dagen noodsignalen uit te
zenden. Om in leven te blijven bouwden ze
van een brandstoftank en een motorhoes
een primitieve opvanginstallatie voor regen
water en vingen met hun handen wat vogels.
Het is niet duidelijk hoelang ze overleefd
hebben. Mogelijk waren ze bij het overvlie
gen van de zoekvliegtuigen al gestorven. Er
heersen daar temperaturen van rond de 45
tot 50 graden. Dit is voor geen mens drage-
8