Mijn laatste oorlogsvlucht
Vliegveld Noordwijkerhout. De middag van de derde dag van de oorlog, 12
mei 1940, le pinksterdag, ca 17.00 uur: Gestart met Fokker C-V nummer 592
(verkenner, lichte bommenwerper) naar Friesland via Afsluitdijk. Opdracht:
bombarderen en beschieten van troepencolonnes, die naar de afsluitdijk
oprukken.
Het zag er slecht, zo niet hopeloos voor ons uit. Er waren bijna geen toestellen
meer. Die, welke wij nog hadden waren zeer verouderde types. Onze beste
machines waren we door de eerste bombardementen op de vliegvelden en in
luchtgevechten tegen de Luftwaffe al kwijtgeraakt. Tegenover de geweldige
overmacht en de superioriteit der Duitse vliegtuigen was het met die paar ver
ouderde "kisten" eigenlijk gekkenwerk. De strijd was té ongelijk. We waren
absoluut kansloos.
BOMMEN, KOGELS EN BENZINE
Bij de nadering van de Afsluitdijk via het IJs-
selmeer zagen we, dat de lucht daar wemelde
van de Messerschmitts, die de weg naar Fries
land en de Afsluitdijk bewaakten op een wij
ze dat er geen doorkomen aan was.
Laag over het water en langs de grond vlie
gend om niet ontdekt te worden keerden we
onverrichterzake terug. Ook Woensdregt en
Bakx landden even na mij en hadden dus
ook geen kans gezien. Door al deze zenuw
slopende, hopeloze vluchten waren we alle
maal óp van de zenuwen. En omdat we de
laatste nachten vrijwel niet hadden geslapen,
waren we zeer geprikkeld en werkelijk "gela
den" met intense woede tegenover de bruta
le invaller en hadden we er echt "wel zin in"
om terug te slaan.
Even later roept onze commandant, majoor
vlieger Raland, alle vliegers en waarnemers
hij zich op het bureau: "Mannen, de toestand
is hoogst ernstig. Het schijnt ons in de lucht
alsook te land niet best te gaan. Aan de Greb-
belinie wordt een doorbraak van de Duitsers
gevreesd. Het opperbevel wil nog één poging
doen met ons en verlangt, dat drie toestellen
de Duitse linies bij Wageningen bombarde
ren. Jachtvliegtuigen zoals totnutoe steeds
ter bescherming meegegeven, zijn niet meer
beschikbaar, om de eenvoudige reden dat ze
er niet meer zijn. Ik wil geen bemanningen
aanwijzen voor de moeilijke vlucht. Ik vraag
daarom zes vrijwilligers, drie vliegers en drie
waarnemers, die deze opdracht willen uitvoe
ren. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar ik
kan jullie nog zeggen, dat aan deze vlucht de
hoogste onderscheiding is verbonden. Wie
gaat?"
Tonnie van Liempd stapt onmiddelijk naar
voren. Dan is het even stil. Niemand meldt
zich. Bakx en ik kijken elkaar eens aan.
Samen met Tonnie hebben we wel de meeste
frontvluchten gemaakt dezer dagen. En
meer dan een jaar zijn we ook met z'n drieën
een onafscheidelijk clubje geweest geduren
de onze lange mobilisatie in Gilze Rijen en
nu in Noordwijkerhout, het noodvliegveldje
achter de duinen.
Een hoofdknikje: ons besluit is genomen.
Ook deze laatste maal zullen we samen zijn.
Wij gaan. Drie waarnemers, waaronder Holtz
die met mij gaat, melden zich eveneens vrij
willig aan.
DE LUCHT IN
Nieuwe bommen onder de toestellen, benzi
ne bijtanken, klaar! De commandant drukt
ons allen de hand en letterlijk uitgeleide
gedaan door onze collega's stappen wij naar
de toestellen. Even warmdraaien en dan snel
weg! Wij vliegen escadrille-ruimverband,
d.w.z. niet te dicht op elkaar. Bakx voorop,
links Van Liempd en ik rechts. Voor de vei
ligheid vliegen we weer zo laag mogelijk,
19