Squadron vanaf september 1945 als laatste squadron met dit type worden uitgerust, om daarna hiermee vanaf de escort carrier HMS "Nairana" te worden ingezet. 860 EN DE BARRACUDA De overgang van de goedaardige Swordfisch- tweedekker naar de maximaal 6,1 ton wegen de Barracuda met zijn 1640-paards Merlin 32 lijnmotor vereiste voor de 860-vliegtuigbe- manningen een grondige voorbereiding, die niet zonder de nodige inspanning zou verlo pen. De Fleet Air Arm bood voor deze con versie alle benodigde opleidingsfaciliteiten, inclusief de vliegtuigen. Om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen, besloot de marinestaf enige ervaren 860-vliegers alvast in de gelegenheid te stellen zich met deze Barracuda vertrouwd te maken (8). Deze familiarisatie werd door No. 1 Naval Opera tional Flying Training verzorgd en omvatte o.a. een detachering bij No. 798 Squadron te Lee-on-Solent. Twee van deze 860-vliegers, OVL2 KMR TV F. Ottervanger en OVL2 P J. Leedekerken, ontvingen bovendien nog een z.g. NOTU Refresher Course bij No. 786 Squadron op RNAS Maydown, gevolgd door een instructeursopleiding bij No. 785 Squadron op HMS Jackdaw (RNAS Crail). Tenminste één crew (OVL2 F. Ottervanger, OZWNR3 C.G. Smits en SGTVLGTTEL A. van Vliet) werd in de gelegenheid gesteld om gedurende drie maanden in gezamelijk ver band bij deze NOTU een strak oefenpro gramma te volgen, dat geheel was afgestemd op het voor operationele inzet opwerken van een Barracuda-bemanning. Behalve het beoefenen van droge deklandingen (addl's) omvatte dit vlieg- en navigatie-oefeningen onder slechte weersomstandigheden, nacht- vliegen, duikbommenwerpen, afgewisseld met ASV-IDF homing en het beoefenen van anti-onderzeebootbestrijdingsaanvallen. Eind maart 1945 werd deze cursus door genoemde bemanning met succes beëin digd, waarna voor Ottervanger de instruc teursopleiding startte en OZWNR Smits als eerste KM-officier de MK.II-radarcursus bij No. 737 Squadron op RNAS Burscough ging volgen (9). Dank zij deze Britse medewer king konden ook in juni 1945 enige 860-vlie gers een conversie op de Barracuda ontvan gen. Zij werden hiertoe voor korte tijd gede tacheerd bij resp. No. 772 Squadron op RNAS Ayr en No. 798 Squdron te Lee-on- Solent (10). DE BARRACUDA: EEN "AIRBORNE DISASTER" Aangezien OVL Ottervanger als enige 860- vlieger vanaf eind october 1944 tot begin juli 1945 intensief met de Barracuda kennis had gemaakt, kreeg hij opdracht zijn ervaringen in een rapport te boek te stellen (11). Gedu rende deze periode had hij vrijwel uitslui tend op de Mk.II gevlogen, die ook als vlieg tuiguitrusting voor 860 Squadron was bestemd. Zijn bevindingen geven een in veel opzichten nogal negatief beeld van de Barra cuda, hetgeen uit navolgende opmerkingen moge blijken: - Voor een carrier-vliegtuig had cle Barracu da uitgesproken slechte starteigenschap pen. Bij weinig of géén wind moest met vol gas (18 lb/sq. in. inlaatdruk) en 3000 rpm onder gebruikmaking van de maximale uit slag van de flaps uitsluitend met een drie puntsstart vanaf het vliegdek worden gevlo gen. Werden de wielen daarbij té snel inge trokken, dan zakte het toestel direct weer terug op het dek. - De Barracuda bleek een slome klimmer te zijn. Horizontaal vliegen was, in geval nauw keurig koers moest worden gehouden, voor de vlieger dood vermoeiend. Dit omdat het toestel zich statisch onstabiel gedroeg. Pas nadat 60% van de brandstofvoorraad was verbruikt, trad hierin een lichte verbete ring op. Maar ook dan was het vliegen een vermoeiende bezigheid. - Na de stijgvlucht moest de vlieger het toe stel enigszins gedoken vliegen, teneinde de minste weerstand te ondervinden. Het toe stel was hiervoor overigens zeer gevoelig. - Tijdens het vliegen onder regenachtige omstandigheden was het uitzicht voor de vlieger ongunstig, doordat het water tegen het windscherm gedrukt bleef en zelfs bij 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1995 | | pagina 26