motregen niet weg wilde lopen. In duikvlucht onder 70°, welke volgens de voorschriften zonder gebruikmaking van de remklep moest worden uitgevoerd, liep de snelheid bij een hoogteverlies van 5000 voet op tot circa 280-300 knots/hr. Aanvan kelijk was het toestel hierbij neuslastig. Na 2000 voet en ca. 230 knots/hr. duiksnel- heid reageerde het toestel qua langsstabili- teit neutraal. De voetenstuurbediening was dan uitzondelijk zwaar, de aileronbedie- ning normaal. Aan het eind van de duik was het toestel uitgesproken staartlastig. Om vervolgens uit de duik te komen bij de gemeten snelheid van 300 knots moest ter dege rekening worden gehouden niet in een overtrokken toestand te geraken. Juist in verband met de daarbij optredende hoge snelheid was vleugelbreuk dan geens zins denkbeeldig. Het uit de duik komen diende daarom uiterst behoedzaam zonder trimmen te gebeuren (11). Met landingskleppen vol "uit" kon met de Barracuda praktisch loodrecht worden gedoken, waarbij de snelheid tot 200 knots/hr. kon oplopen. Bij het uitbrengen van de kleppen werd het toestel sterk staart lastig. Tegentrim toepassen was dan nood zakelijk om de uit te oefenen stuurkrachten niet te hoog te laten oplopen. Tijdens de duik bleef het toestel volkomen handel baar. De door de remkleppen veroorzaakte wervelingen resulteerden in lichte trillin gen in de staartvlakken. Torpedo-aanvallen dienden met remklep pen "uit" te worden uitgevoerd. Op lage vlieghoogte van 500 voet moesten deze in de neutrale stand worden gebracht. Bij het intrekken werd het toestel weer behoorlijk neuslastig; het geven van tegentrim was dan essentieel. Voor de deklanding was de meest gunstige snelheid 68-72 knots/hr., in combinatie met kleine propellerspoed en landings kleppen vol "uit"; motorinlaatdruk diende dan op ca. 4 lb./sq.in. te worden gehou den. Onder deze condities zakte het toestel als het ware als een baksteen en bleef het dan als geplakt op het vliegdek staan, het uitzicht vanuit de cockpit liet daarbij niets te wensen te wensen over, ook niet wanneer de vereiste driepuntslanding op het dek werd gemaakt. - De technische constructie van de wielrem- men gaf aanleiding tot veel klachten. Tus sen velg en remtrommel was, waarschijnlijk ter vermindering van de wieldiameter, resp. ter verhoging van het wrijvend opper vlak, nauwelijks voldoende ruimte gelaten. Gevolg was dan ook, dat de binnenband direct werd blootgesteld aan de hoog oplo pende temperatuur van de wrijvingswarm- te, die tijdens de remactie ontstond. In de praktijk leidde dit tot zeer veel klapbanden. De bekende Engelse marinevlieger Captain Eric. Brown beoordeelde de deklandingsca- paciteiten van de Barracuda als "uitstekend", maar was net als Ottervanger slecht te spre ken over de lange startlengte en het geringe klimvermogen van deze "monstrosity with wings" (12). Vergeleken met de Grumman Avenger, die hij tevoren ter beproeving had mogen vliegen, vond hij de Barracuda in de vlucht een allerminst indrukwekkend vlieg tuig en gaf hij verre de voorkeur aan het Amerikaanse type. In verband met de slechte starteigenschap pen vanaf vliegkampschepen werd de Barra cuda met RATOG (Rocket assisted take-off gear) uitgerust. Ook cle Barracuda's, die naderhand aan 860 Squadron werden gele verd hadden dergelijke voorzieningen. ACHT MAANDEN BARRACUDA-BEDRIJF VOORVSQ 860 In juni 1945 werden alle bij het 860 Squadron ingedeelde Swordfish-vliegtuigen teruggeleverd aan de Fleet Air Arm (13). Oorspronkelijk lag het in de bedoeling om nog diezelfde maand op te werken op Barra cuda's. Dit bleek evenwel niet mogelijk, omdat de voor het squadron bestemde toe stellen nog niet vrij konden worden gegeven. Pas in juli daaropvolgend konden de eerste toestellen van No. 822 Squadron te Maydown worden overgenomen (14). Het betrof hier 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1995 | | pagina 27