vermogens leverden en een lange start nodig maakten. Zodoende werden wielen en staartslof vervangen door drijvers, of bouwde men de romp om als drijvend lichaam, zodat de vliegboot ontstond. Wij blijven nu bij de drijvervliegtuigen. Reeds in 1905 stapte de Fransman Voisin in een zweefvliegtuig met een centrale drijver, dat door een snelle motorboot tegen de wind in werd gesleept, zodat het daadwerkelijke 'airborn' werd. Het zou echter tot 16 juli 1911 duren dat in de Verenigde Staten, Glenn Curtiss een tweedekker met duw- schroef, voorzien van een centrale drijver en aan de ondervleugel hulpdrijvers, na een lan ge start in de baai van San Diego het lucht ruim koos. De USNavy was daar zo van onder de indruk, dat Curtiss reeds een maand later bij de kruiser USS PENSYLVANIA landde om er aan boord te worden gehesen en later weer in het water te worden gezet om daarna naar zijn basis in de buurt terug te vliegen. Dit was de aanzet om vliegtuigen aan boord van grote oorlogsschepen te nemen. Curtiss bouwde een verbeterd toestel, de A-l met niet alleen drijver en hulpdrijvers, maar ook een wielonderstel. Zo kreeg de USNavy in juli 1911 haar eerste vliegtuig en de wereld zijn eerste amfibie. De proeven in Amerika werden elders nauw gevolgd en zo konden de Britten met de grootste marine ter wereld niet achterblijven. Met een AVRO hydropla ne werd in het VK de eerste start en landing gemaakt bij Barrow on Furness. Weldra volg den de Fransen, de Italianen en de Japan ners, die in 1912 een delegatie naar Amerika en Frankrijk stuurden en twee Curtiss's en twee Farman's met centrale drijver en zijdrij vers kochten. Daaruit ontwikkelde de Japanse Marine een eigen ontwerp, dat in 1916 het licht zag. Ondertussen bracht het verlengen van de hoofddrijvers meer zeewaardigheid en werd zo de staartdrijver onnodig. Terwijl in de eer ste tijd de drijvers glad waren en daardoor de start zeer lang werd door het z.g plakken van de drijvers aan het water, bracht het aan brengen van een z.g. step in drijvers soulaas, waardoor de waterweerstand door de drijver uitgeoefend, grotendeels kon worden ver minderd, zodra het vliegtuig 'op de step' kwam. De marines meenden met een drijvervlieg tuig aan boord dat te kunnen benutten voor verkenningen en het waarnemen van insla gen van het scheepsgeschut. Doch menig admiraal vond in die eerste tijd de uiterst tere vliegtuigjes van hout, zeildoek en dra den maar 'niets', omdat zij alleen konden worden gebruikt in een heel rustige zee en bij het in zee zetten of uit het water halen vaak beschadigd werden. Was de start meest al wel bij matige zeegang mogelijk, voor het landen was echter kalm water nodig, zodat het schip bij enige zeegang rondjes maakte om zo de zee 'dood te varen', terwijl er ook olie daarvoor op de golven kon worden gestort. Om het aan boord nemen wat te ver gemakkelijken, werd soms door het schip een net door het water gesleept, waarop het toestel taxiede en daarna aan boord kon wor den gehaald. Nog meer taken werden aan het ingescheepte drijvervliegtuig toege dacht. Bij de Britten werd het vliegtuig voor zien van een lichte 35 cm torpedo, die geen groot bereik had. Daarmee werden in 1915 bij de Dardanellen, Short drijvervliegtuigen tegen de vijand ingezet vanaf een moeder schip voor drijvervliegtuigen. De motoren van de Shorts waren echter zo zwak, dat zij naar hun doel moesten taxiën en pas bij het loslaten van de torpedo begonnen te vliegen. In de Eerste Wereldoorlog werd het duide lijk, dat de vliegboot van de wal opererend grotere mogelijkheden bood dan een van de wal opererend drijvervliegtuig. Dat werd ech ter steeds meer aan boord van schepen geëmbarkeerd. Daarbij werd het startpro bleem eigenlijk al heel vroeg opgelost door de introductie van de katapult. In 1911 werd de eerste daarvan bij de USNavy beproefd, die met samengeperste lucht werkte. Latere katapults zouden hun energie ook krijgen van buskruit en hydraulica. In 1916 was reeds een betrekkelijk groot aantal schepen van de USNavy uitgerust met een katapult en één of meer vliegtuigen. Het merendeel daarvan had vanwege hun zeewaardigheid een cen trale drijver en twee hulp- of zijdrijvers. Ook speciale moederschepen werden voor deze vliegtuigen in dienst gesteld (z.g. sea- or floatplane tenders). 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1995 | | pagina 14