Het eerste echte Nederlandse drijvervliegtuig, de "Waterbrik" van Marinus van Meel in 1913.
Naarmate motorvermogens stegen werden
mitrailleurs geïnstalleerd, zowel vaste als
draaibare en kon een bommenlast worden
meegenomen. Navenant groeide het aantal
bemanningsleden. De andere grote marines
bleven niet achter, zeker niet de Japanse
Marine, die in de jaren dertig nagenoeg alle
grote schepen had varen met tenminste één
katapult en vaak met één tot drie of meer
drijvervliegtuigen, die in verschillende confi
guraties konden worden ingezet, terwijl het
aantal moederschepen gestaag toenam.
De Britse Marine voerde in de jaren dertig
naast drijvervliegtuigen ook kleine amfibie
vliegboten (Walrus) op haar grote schepen.
Daarnaast had men toestellen met uitwissel
bare wielen of drijvers, zoals bijvoorbeeld bij
de befaamde Fairey Swordfish. Dit systeem
vond men ook wel bij de andere marines.
Het drijvervliegtuig aan boord van schepen
werd aldus in de jaren dertig complementair
aan de vliegboot en het op vliegkampsche
pen geëmbarkeerde boordvliegtuig.
Een grote aanzet tot betere drijvervliegtui
gen kwam door de Schneider wedstrijden.
SCHNEIDER RACES
Jacques Schneider, de Franse staal- en wapen
industrieel, bleek reeds rond 1910 geobse
deerd te zijn van vliegtuigen. Hij haalde in
1911 zijn brevet en geloofde dat het water
vliegtuig de toekomst had. Reeds in 1913
organiseerde hij daarvoor in beginsel een
jaarlijkse snelheidswedstrijd als tegenhanger
van de Gordon Bennett races voor wiel-vlieg-
tuigen. Wie drie keer had gewonnen zou de
pompeuze Schneider trofee mogen houden.
Werden bij de eerste wedstrijden nog vlieg
boten ingezet, weldra werden alleen drijver
vliegtuigen ingeschreven, omdat die veel
sneller waren. In één van die eerste wedstrij
den werd de befaamde tennisser Roland Gar
ros, vriend van Schneider) tweede. Deze
wedstrijd stimuleerde vliegtuig-en motoront
werpers. Deden in het begin nog vele landen
mee, daarna werd het een strijd tussen de
15