Afkomstig uit de tijd van het vroegere leen stelsel, omvat deze code de ongeschreven regels voor hen, die tot de "Samurai", de militaire klasse, behoren. De deugden, waar op bijzonder de nadruk wordt gelegd, zijn: - trouw aan de leenheer, thans de keizer en het vaderland; - zelfopoffering; - onvoorwaardelijke gehoorzaamheid; - sobere levenswijze. Van een "Samurai" wordt onder meer ver wacht, dat hij ten allen tijde bereid is, ter wil le van zijn vorst, zo nodig de meest pijnlijke dood te sterven, ja zelfs ook zijn naaste bloedverwanten op te offeren. Voordat het Japanse Opperbevel er aan dacht op deze manier piloten in te zetten, overwoog men het uitvoeren van luchtaan vallen (codenaam: "Operatie Rood"), waar bij de bommen normaal op het doel zouden worden geworpen, echter zonder een retour vlucht. Een methode, waarbij het verbruik van vliegtuigen en bemanningen, afgezien van de te behalen resultaten, zeer groot is. De eerste zodanige aanval van enige beteke nis werd begin februari 1944 ondernomen tegen de Amerikaanse vlooteenheden, die bij het eiland Mashuro in de Marshall-archi pel voor anker lagen. De resultaten waren niet naar verwachting. Ktz. Mitsuo Fuschida, commandant van de eerste golf vliegtuigen, die op 8 dec. 1941 Pearl Harbour aanviel: "Indien wij bij deze aanval over een dertigtal elite-piloten had den kunnen beschikken, dan hadden wij onze verwachtingen kunnen verwezenlijken. Helaas zijn bijna al deze vliegers omgeko men in de zee- en luchtslagen in de Koraal zee (5/7 mei 1942), en bij Midway (4 juni 1942)". De bedenker van de eigenlijke zelfmoord- aanvallen, waarbij de piloot zich met vlieg tuig en bommenlast op het doel stort, is zeer waarschijnlijk Ktz. Shyo, commandant van het vliegdekschip "Chiyoda". De groepen zelfmoordpiloten, die daarna werden gevormd en getraind, namen de naam "Kamikaze" aan. Voor het eerst werden deze eenheden op 25 oktober 1944 ingezet in de Golf van Leyte. De "Kamikazes" vlogen en stierven aan boord van hun "Zero" jagers. Nu echter het begrip "Kamikaze" was inge voerd en daadwerkelijk werd toegepast, pro beerde men deze methode onverwijld met alle middelen te vervolmaken om aan het offer van deze vrijwilligers een maximaal nut te geven. Het idee werd geopperd tweemoto- rige toestellen met grotere actieradius in te zetten. Aangezien het aantal beschikbare toestellen niet voldoende was, is aan dit idee verder geen aandacht besteed. Al spoedig kwam men tot de ontwikkeling van een bemande vliegende bom (MXY-7). Dit pro jectiel had een lengte van 6 meter en was voorzien van vleugels met een spanwijdte van 5 meter. In de lange spitse neus kon ca. 1250 kg springstof worden ondergebracht. Daar achter een cabine met een zeer eenvoudige stuurinrichting, terwijl in het achterste gedeelte een straalmotor werd ingebouwd. Door een bommenwerper, gewoonlijk een "Betty", tot ca. 30 km afstand van het aan te vallen doel getransporteerd, kon deze bom na lancering in duikvlucht een maximum snelheid van ca. 1.000 km/u bereiken. De Japanners gaven deze bemande vliegen de bom de naam "Ohka" (Kersenbloesem). Bij de Amerikanen kreeg hij bekendheid onder de naam "Baka", het Japanse woord voor: dwaas, krankzinnig. Zowel de "Zero kamikaze" als de "Baka-kamikaze" werden tot het einde van de oorlog door de Japanners ingezet. Inmiddels werd de oorlog ook voor het Japanse thuisland steeds heviger. Op 10 maart 1945 vond de twaalfde luchtaanval op Tokyo plaats. Driehonderd Boeing Super fortresses, gestationeerd op Guam, lieten 1200 ton springstof op de stad vallen. Het grootste deel van de Japanse luchtstrijd krachten was nu samengetrokken op de hoofdeilanden ter verdediging hiervan. De Kamikaze-eskaders bleven op de vooruitge schoven bases om de afstand naar de aan te vallen doelen zo kort mogelijk te houden. Aan de opleiding van vrijwilligers werd gelei delijk minder tijd en zorgvuldigheid besteed. Strikt genomen was de vrijwilligheid nu een betrekkelijk begrip geworden: jonge mensen werden eenvoudig voor opleiding tot Kami- 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1995 | | pagina 22