gelande amphibische strijdkrachten. De vliegtuigen, die hiervoor werden ingezet, waren grotendeels verouderde Aichi D3A ("Val") duikbommenwerpers uit het jaar 1937 en ook oude types torpedo- en water vliegtuigen. Met de uit 355 vliegtuigen bestaande Kamikaze-vloot vlogen ook 341 bommenwerpers en escorte jagers, bestuurd door meer ervaren bemanningen, naar het operatiegebied. Die dag was de lucht sinds de vroege ochten duren reeds volledig betrokken, de voor gaande dagen hadden een wisselende bewol king te zien gegeven. Onder de formaties vliegtuigen lag de uitgestrektheid van de grij ze oceaan. De vliegers staarden naar de hori zon, waaruit de bergen van Okinawa moes ten opduiken, het laatste stukje aardbodem, dat ze voor hun dood nog zouden zien. Wel licht dook in hun geest het beeld op van stad of dorp, waar hun leven zich had afgespeeld, of van hun familie of van een geliefd gezicht. Mogelijk ook waren hun gedachten al in het I liernamaals, waarin zij spoedig roemvol zouden binnentreden. Zelfs voor een ingewijde, ook als hij lange tijd in Japan heeft vertoefd, is de Japanse ziel één groot raadsel. Nauwelijks was Okinawa aan de horizon zichtbaar geworden of ook de eerste groepen Amerikaanse jachtvliegtuigen verschenen ten tonele. Zodra op de Amerikaanse radar schermen de Japanse eskaders werden waar genomen, kwam op de vliegdekschepen de efficiënte startprocedure van de jachtvlieg tuigen op gang. Het waren vooral de Grum man F6F "Hellcat" toestellen, motorvermo gen 2000 pk, maximum snelheid 640 km/u en een bewapening van 6 x 12,7 mm mitrail leurs. Met deze toestellen vloog een keur van strijdbare, goed getrainde piloten, die erva ring hadden opgedaan in meerdere zware en zegevierende luchtslagen. Als haviken dron gen zij in de Kamikaze-formaties, waarbin nen een ware slachting werd aangericht. De overgebleven Japanners vlogen, zonder zich te kunnen verdedigen, verder in de richting van de schepen, die noordoostelijk van Oki nawa op de uitkijk lagen. Dit waren torpedo boot jagers en andere marineschepen, die op afstand van de hoofdmacht opereerden met radar-, sonar- of andere opsporingsappara- tuur om een naderende vijand tijdig te ont dekken en te melden. Vele van de Kamikaze-vliegers bekommer den zich niet meer om het doel, dat hen was aangewezen. Zij lieten zich met de bommen- last op het eerste het beste schip vallen, dat in het vizier kwam. Mogelijk was de innerlij ke spanning hun teveel geworden. Anderen echter vlogen verder en wierpen zich op de meer belangrijke doelen. Ongeveer de helft van de Japanse aanvalsmacht werd door de Amerikaanse jachtvliegers opgevangen en buiten gevecht gesteld. Volgens Amerikaan se bronnen zijn de Japanse verliezen op 6 april nooit gespecificeerd opgegeven. De hoogste telling bedraagt 561, de laagste tel ling 307. De Amerikaanse verliezen bedroe gen 2 vliegtuigen. De volgende dag, op 7 april, vond een twee de zware aanval plaats. Opnieuw werden de "Kamikazes" door andere vliegtuigen naar het doelgebied begeleid. De totale sterkte telde ongeveer 180 toestellen. Hiervan wer den 108 toestellen door Amerikaanse jacht vliegers en 35 door het luchtdoelgeschut van de aangevallen schepen neergeschoten. In Amerikaanse berichten werd geen melding gemaakt betreffende het aantal Kamikazes, dat hun doel bereikte. "Het percentage treffers was gering", aldus meldde een bericht, "maar een voortzetting van dit soort aanvallen zou voor ons wel eens katastrofale gevolgen kunnen hebben". Zou het de "Kamikazes" gelukken het Land van de Rij zende Zon te redden? Aan Japanse zijde begon men reeds te twijfelen. Weliswaar wer den verscheidene Amerikaanse oorlogssche pen tot zinken gebracht, echter niet de belangrijkste. Op deze 7e april kwam wel voor het laatste Japanse vlooteskader, bestaande uit het slag schip "Yamato" (71.659 ton), de lichte krui ser Yahagi" (7.710 ton) en 8 torpedoboot ja gers, een definitief einde. Dit eskader was uilgevaren met de opdracht af te rekenen met de Amerikaanse vloot, die op de rede van I iagushi naar de verwachting 24

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1995 | | pagina 24