lag tussen de 700 en 850, maar deze num
mers werden al snel met 2000 verhoogd. Ook
nummers boven de 2850 zijn gebruikt, tot
aan 3000. Er zijn in totaal 240 squadrons RAF
Regiment geweest. De oorsprong van enkele
pantserwagensquadrons is nog terug te voe
ren op pantserwagensquadrons uit de Eerste
Wereldoorlog. De onafhankelijke AA-flights
(Anti Aircraft) (Luchtafweer) voor vliegveld
verdediging droegen nummers tussen 4000
en 4336.
Niet alleen te land en in de lucht was de RAF
actief, op zee had ze eigen schepen voor red-
dingstaken en ondersteuning van vliegboot-
squadrons. De reddingseenheden droegen
nummers in de 1100 en 1200 serie. Er zijn
nog meer hoge nummers gebruikt, de vlie
gende squadrons hadden grondpersoneel-
eenheden die Servicing Echelons (SE) wer
den genoemd, No 3074 SE behoorde bij No
322 squadron en No 3127 had dezelfde func
tie bij No 320 squadron. Beide eenheden
kregen in 1944 een ander nummer en wer
den No 6320 en 6322 SE. In de 3200 serie
waren de zogenaamde Servicing Comman
do's genummerd, deze verrichtten bijna op
de frontlijn vliegtuigonderhoud. Daarnaast
waren er de vliegveldconstructiesquadrons,
die nummers boven de 5000 hadden.
NIET OPERATIONELE EENHEDEN
Naast de operationele squadrons was er ook
een veelvoud van niet-operationele eenhe
den. Deze werden aanvankelijk in eigen
series vanaf No 1 genummerd, maar in een
latere fase van de oorlog kregen zij ook num
mers boven de 1000. In de 1300 serie was een
aantal transport- en transportomscholings-
eenheden opgenomen. Van deze serie was
No 1316 Flight van belang voor de Nederlan
ders. Deze vloog onder andere met een uit
geweken Koolhoven FK 43 van de vooroor
logse LVA. Deze flight was de voorloper van
het 334 Squadron van de KLu. De series 1400
en 1500 werden voor allerlei opleidingstaken
gebruikt, bv. blindlandingstraining. De 1600
serie werd gebruikt voor omscholingseenhe
den voor zware bommenwerpers.
HOGERE ECHELONS
Bij de RAF waren squadrons veelal ingedeeld
in verschillende hogere organisatievormen.
Het hoogste organisatie-element waren de
Command's die geen nummer hadden,
maar wel een naam (Bomber- Fighter-, Trai
ning-, Balloon-en Maintenance Command).
Deze waren onderverdeeld in Groupen, een
heden die soms territoriaal georganiseerd
waren, maar die in latere fasen van de strijd
ook mobiel konden zijn en per dag van
gebied konden veranderen. De nummers
van deze Command's waren meestal in blok
ken aaneengesloten. Hieronder bevonden
zich Wings welke veelal naar hun thuisbasis
genoemd werden, maar al snel werden ook
daaraan nummers toegekend.
DE FAA TIJDENS DE TWEEDE
WERELDOORLOG
Niet alleen de RAF groeide, ook de FAA
groeide, en met de veelvoud van taken wer
den de 200 toegekende nummers niet vol
doende geacht. Enkele drijvervliegtuig- en
jachtvliegsquadrons kregen nummers in de
1700 serie. De in de VS opgerichte
squadrons met Amerikaans materieel kregen
nummers tussen 1830 en 1853. Ook niet
Engelsen waren present in de FAA. Er waren
Australiërs en Canadezen. De eersten
gebruikten oa No 827 en de laatsten num
mers vanaf 870. De Nederlanders waren
eveneens aanwezig, Zij gebruikten het num
mer 860 en na de oorlog kwam hier No 861
Squadron bij. No 860 Squadron vloog in de
oorlog vanaf twee verbouwde Shell-tankers,
de Gadila en de Macoma. Er werd, voordat
dit squadron samen met No 861 Squadron
werd overgedragen aan de Koninklijke Mari
ne, gebruik gemaakt van producten van de
Fairey fabrieken, de Swordfish, de Barracuda
en de Firefly. No 861 squadron is in de histo
rie verdwenen, maar Vliegtuigsquadron 860
vliegt nog steeds.
De Nederlandse RAF squadrons werden na
de Duitse overgave één voor één onder
Nederlands bevel gesteld. Bij deze laatsten
hoorde ook het No 6 Dutch Communica-
20