No. 13 O.T.U. toegewezen voor de operatio
nele opleiding van Mosquito-bemanningen
(11). Voor uitvoering van de aanvalsoefenin-
gen met de boordmitrailleurs en -snelvuur
kanonnen, alsmede voor de bommenwerp-
oefeningen - beide onderdeel van de Advan
ced Training Course - kreeg de O.T.U. de
beschikking over resp. de Druridge Bay
Firing Range en de Helmsley Bombing Ran
ge-
UITVOERING VAN HET
TRAININGSPROGRAMMA
De van 13 september t/m 20 november 1945
geplande conversietraining voor 320
Squadron was in drie fasen ingedeeld. Fase 1
bestond uit een eerste opleiding op de Mos
quito met dubbele besturing, gevolgd door
solovliegoefeningen voor de vliegers. Hier
mee waren per vlieger circa 23 vlieguren
gemoeid. Daarna volgden operationele navi
gatie- en formatievliegoefeningen voor vlie
gers en waarnemers in bemanningsverband.
Per crew waren hiervoor rond 30 vlieguren
benodigd. De opleiding werd afgesloten met
schietoefeningen met mitrailleurs en kanon
nen, alsmede bommenwerpoefeningen. Ook
deze werden in bemanningsverband uitge
voerd, waarvoor ongeveer 25 vlieguren nodig
waren. Gedurende de beginfasen was voor
vliegers en waarnemers voorzien in onder
steunend onderricht in de grondschool.
Radiocommunicatie was aanvankelijk als
onderdeel van de waarnemersopleiding
opgenomen, teneinde hen vertrouwd te
maken met het gebruik van de Marconi 1155
radio-ontvanger en bijbehorende zendinstal-
latie, zoals die als standaard in de Mosquito's
was ingebouwd. Kort daarna werd dit pro
gramma-onderdeel geschrapt. Hetzelfde
gebeurde ook met de beoefening van lange-
afstand navigatie (LORAN) en het schieten
met raketten op gronddoelen. Het lag in de
bedoeling dat het squadron eventueel nog
tijdens de omscholing, maar zeker direct
daarna over eigen Mosquito-jachtbommen-
werpers zou beschikken (12).
Hoewel op papier alles keurig geregeld was,
had de omscholing in de praktijk een nogal
problematisch verloop. Aanvankelijk werd
dit vooral veroorzaakt door de trage en moei
zame personeelsbezetting voor het
squadron. Op 22 september berichtte
Witholt, dat 320 slechts 50%
van de genomineerde bemanningssterkte
had bereikt. Hierdoor kon niet worden vol
daan aan de instructie van het technisch per
soneel in groepsverband, zoals die tevoren
was afgesproken. Gevolg hiervan was weer,
dat het vlieggereed houden van het geleende
vliegtuigenbestand nu geheel voor R.A.F.-
rekening kwam, hoewel dit met name door
het 320-grondpersoneel zou geschieden. Om
die reden had H.Q. No. 12 Group, waaron
der No. 13 O.T.U. nu ressorteerde, bepaald,
dat voorlopig alleen de squadroncomman
dant en de beide vluchtcommandanten de
conversie-opleiding konden volgen. Met de
oefening en opleiding van de overige vlie
gers en waarnemers zou zó lang worden
gewacht, tot het squadron over voldoende
aantallen technisch geoefend personeel zou
beschikken om de benodigde aantallen vlie
guren voor de opleiding te kunnen produce
ren (13). Het Rapport Verrichtingen van het
squadron over de maand oktober volstaat
dan ook met de summiere mededeling dat
"solo- en dualvluchten op Mosquito en Tiger
Moth werden uitgevoerd", zonder de gebrui
kelijke opgave van de hierbij gevlogen uren
(14). Zoveel is zeker, dat het opleidingspro
gramma op de Mosquito pas op 20 septem
ber 1945 een aanvang had genomen. In de
2e helft van november werd de opleiding
evenwel abrupt geëindigd. Op dat moment
waren twintig marinevliegers op Croft
geplaatst. Hiervan hadden zes de fase 1-
omscholing bijna voltooid. Acht waren hier
aan juist begonnen en de overige zes vliegers
ontvingen de eerste grondinstructie. Als
reden voor deze algehele stilstand meldde
H.Q. R.A.F. Fighter Command, dat de
O.T.U. een inmiddels langdurig opgelopen
achterstand in de eigen vliegeromscholing
eerst moest inhalen, alvorens de instructie
aan de 320-vliegers kon worden voortgezet
(15). Overigens bleek al ras, dat de R.A.F.
zelf schuldig was aan deze achterstand
wegens een tekort aan instructeurs en vlie
gend materieel. Naderhand was de bijzonder
8