land als ook voor Oost- en West-Indie waren
bestemd. Van dit aantal zouden 108 toestel
len worden ingescheept aan boord van twee
vliegkampschepen. Voor operaties vanaf de
wal zouden drie vliegtuiggroepen worden
geformeerd. Elk van deze groepen zou
bestaan uit een squadron lange-afstand ver
kenners, twee squadrons aanvalsvliegtuigen
plus nog een squadron jachtvliegtuigen'-.
Achteraf bezien was dit een behoorlijk ambi
tieus plan, dat door allerlei politieke perike
len financieel volstrekt onhaalbaar bleek en
dan ook slechts ten dele kon worden gereali
seerd. Eén van de grote problemen, waar
voor de marineleiding zich zag gesteld, was
hoe de MED tijdig over de nodige getrainde
bemanningen kon beschikken om een der
gelijke gefaseerd te leveren luchtvloot opera
tioneel in te kunnen zetten. Hierbij mocht
niet meer op hulp van R.A.F.- en Royal Navy-
zijde worden gerekend, aangezien de rege
ring in Londen om bezuinigingsredenen alle
grootschalige assistentie op dit terrein aan
bevriende buitenlandse luchtmachten had
gestopt. Voor het oprichten en in stand hou
den van operationele trainings-squadrons
(O.T.U.'s) voor de MLD was de marine dus
geheel op eigen personeel en middelen aan
gewezen. Beide onontbeerlijke elementen
hiervoor waren anno 1946 niet of nauwelijks
aanwezig. De in die tijd toch al overbelaste
marinestaf kreeg er zodoende nog een pro
bleempje bij, hoe zo snel mogelijk in deze
behoeften kon worden voorzien. Begin 1947
ontstond in deze situatie een lichtpuntje, dat
goede perspectieven voor de nadere uitwer
king van het O.T.U.- probleem bood.
De Chef Marinestaf ontving toen de eerste
berichten, dat in Engeland nog steeds 28
Mitchell- vliegtuigen op een nadere bestem
ming stonden te wachten. De marine toonde
duidelijk geïnteresseerd te zijn in een even
tuele overname van deze toestellen mits hier
voor van Amerikaanse zijde geen bezwaren
waren. Die bleken allerminst te bestaan: de
vliegtuigen konden gratis worden overgeno
men! Voor het vliegklaar maken van elke
Mitchell moest rekening worden gehouden
met een bedrag van circa £St. 300 ten laste
van de Nederlandse schatkist. Verder bleek
de R.A.F. bereid eventueel benodigde reser-
vedelen gratis te leveren tegen inruiling van
de oude onbruikbare onderdelen5. Dit aan
bod werd - hoe kan het anders! - met beide
handen door CMS aangegrepen. Besloten
werd zo spoedig mogelijk een technische
ploeg samen te stellen, die de toestellen in
Engeland kon inspecteren en gereedmaken
voor de overvlucht naar Nederland. Begin
juni vertrok deze ploeg naar de R.A.F.-basis
Kirkbride in Cumbrië, waar de 28 Mitchells
stonden opgeslagen'.
EEN TWEEDE LEVEN BIJ DE MLD
In eerste instantie maakte de MLD-ploeg
twaalf Mitchells gereed voor de overtocht
naar Nederland. In juli 1947 werden de eer
ste toestellen (waaronder de FR 170, 173 en
206) overgevlogen. Wegens gebrek aan
bemanningen en hangarruimte konden
slechts drie toestellen op Valkenburg wor
den gebaseerd. De overige werden tijdelijk
naar de vliegbasis Gilze-Rijen overgebracht.
In oktober 1947 waren reeds zes Mitchells op
Valkenburg ondergebracht. Op R.A.F. Kirk
bride werden uit de nog aanwezige B-25's ten
slotte acht toestellen vliegklaar gemaakt, die
vanaf januari 1948 naar Nederland werden
overgevlogenPas medio april van dat jaar
konden alle werkzaamheden op R.A.F. Kirk
bride worden beëindigd. In totaal waren dus
twintig Mitchells overgenomen ten behoeve
van de MLD. Twee toestellen (FR183 en 198)
gingen als sleutelkist naar de grondschool
van het Commando Luchtvaart Opleidingen
(CLO). Alle Mitchells vertoonden bij aan
komst op vaderlandse bodem de Britse roun
dels en de oranje driehoekjes, zoals die gedu
rende de oorlogsperiode bij 320 Squadron
van toepassing waren. Hoewel zowel romp
rug- als buikkoepel intact waren gelaten,
waren hierin geen mitrailleurs opgesteld.
Ook de gebruikelijke beweegbare .50" en vas
te .30" mitrailleur in de rompneus ontbrak".
Afgezien van de twee al genoemde sleutelkis-
ten voor het CLO werden van de thans
beschikbare twintig Mitchells zestien toestel
len voor direct operationeel gebruik bij de
MLD bestemd. De twee resterende toestellen
(FR171 en FR192) werden voor de onderde-
14