Minder bekende naoorlogse vliegtuigen van
de MLD (6)
De Vickers-Armstrongs Supermarine Sea Otter
In 1949 werd de MLD-vloot in Nederland verrijkt met enkele antiek uitziende
tweedekkervliegboten. Deze eenmotorige amfibies, ontworpen door de
beroemde Supermarine Works uit Southampton, hebben gedurende ruim
vier jaar een ietwat teleurstellende carrière als reddingsvliegtuig gehad.
BOORDVERKENNER UIT EEN
GERENOMMEERDE STAL
Voordat de Supermarine-fabriek in 1938
werd overgenomen door het Vickers-Arm
strongs concern, had de betrekkelijk kleine
vliegtuigfabriek te Woolston nabij Southamp
ton reeds een wereldwijde bekendheid ver
worven. Deze befaamdheid gold vooral de S-5
en S-6 watervliegtuigen, die voor de Schnei
der Trofee snelheidswedstrijden werden ont
worpen en ontwikkeld. Nog groter roem ver
wierf de fabriek vanaf 1936 met het thans
legendarisch geworden Spitfire jachtvlieg
tuig. Het is eigenlijk moeilijk voor te stellen,
dat Reginald Joseph Mitchell als ontwerper
van deze superelegante en voor die tijd bij
zonder snelle vliegtuigtypen uit de jaren 1920
- 1930 óók verantwoordelijk is geweest voor
het uitbrengen van de Sea Otter.
Deze vrij kleine vliegboot met intrekbaar
onderstel was evenwel het op één na laatste
produkt uit een lange rij vliegbootontwer-
pen, die ooit in 1914 gestart werd door Noel
Pemberton Billing en wiens concept na 1918
jarenlang werd ontwikkeld en vervolmaakt
door diens opvolgers. "P.B.M, één der meest
excentrieke luchtvaartpioniers uit de Britse
geschiedenis, heeft zodoende een onmisken
baar stempel gezet op de allereerste vlieg-
bootactiviteiten van Supermarine, die nader
hand geleid hebben tot een uitgebreide fami
lie van zeewaardige vliegboottypen met of
zonder wielonderstel en uitgerust met één of
meer motoren. Aangeduid als Type 309 werd
de Sea Otter in 1936 ontworpen als vervanger
voor de toen juist uitgebrachte Walrus
scheepsverkenningsamfibie. Hoewel beide
typen uiterlijk een grote overeenkomst ver
toonden, verschilde de installatie van de Bris
tol stermotor. Was de Walrus uitgerust met
een 625-paards Pegasus die een duwschroef
aandreef, voor de Sea Otter werd gekozen
voor een 965 pk Mercury 30 met trekschroef.
Vanwege de vrijwel gelijktijdige introductie
en serieproductie van de Spitfire nam de ont
wik keling van de Sea Otter vanwege onvol
doende aanwezige engineeringcapaciteit ver
scheidene jaren in beslag. Pas in januari 1943
kwam het eerste productievliegtuig met
R.A.F.-serial JM738 voor aflevering gereed.
De Walrus had zich intussen al zodanig als
reddingsvliegtuig geprofileerd, dat aan de
vervangende Sea Otter in feite geen behoefte
bestond. Desondanks werd toch tot verdere
serieproductie besloten en wel hoofdzakelijk
vanwege de betere prestaties en de hogere
lading, die de Sea Otter in vergelijking met
zijn voorganger bood. Omdat Supermarine
nog steeds volop betrokken was in de massa
leverantie van Spitfires, werd de uitvoering
van het bouwcontract voor 250 Sea Otters
opgedragen aan de firma Saunders-Roe te
Cowes op het eiland Wight. Slechts een klein
deel van deze bestelling werd als ABR Mk. I
boordverkenner afgeleverd. Het overgrote
deel werd als ASR Mk. II reddings amfibie
voor dienst bij de R.A.F. bestemd. Verder
werden vier Fleet Air Arm squadrons met Sea
Otters uitgerust. Voorzien van een vanghaak
konden deze toestellen onder alle weersom
standigheden vanaf escorte-vliegkampsche
pen opereren, zelfs vanaf de in Amerika
15