ten, teneinde de OSRD-Mitchell de gelegen
heid te geven in allerijl te starten. Eenmaal in
de lucht gekomen, ontving de vliegtuigcom
mandant via zijn boordtelegrafist de verder
orders vanuit het OSRD-centrum. De zoekac
tie kon daarop een aanvang nemen (5).
Al snel na de eerste OSRD-acties kwam de
MLD tot de conclusie, dat de Mitchell voor
de uitvoering van OSRD-opdrachten niet het
meest ideale vliegtuigtype was. Het toestel
bleek voor het eigenlijke opsporingswerk te
snel, zodat het welslagen van de opdracht
vooral afhankelijk was van de heersende
weersomstandigheden om een dinghy snel
in de peiling te krijgen. Het grootste nadeel
was evenwel, dat na het vinden van de schip
breukelingen of vliegtuigbemanning niet
direct op zee kon worden gedaald om ze op
te pikken. De Mitchell-bemanning kon dus
niets anders doen dan de rubberboot afwer
pen, om daarna de eigenlijke reddingsactie
aan de KNZHRM over te laten. De introduc
tie van de Sea Otter bracht dus in ieder geval
een aanzienlijke tijdwinst met zich mee, ter
wijl door de lagere vliegsnelheid de opspo
ring veel effectiever verliep dan bij de
Mitchell het geval was.
EEN GETRAPTE LEVERING VAN
SEA OTTERS
In totaal bestelde de Koninklijke marine
begin 1949 acht Supermarine Sea Otter amfi-
bievliegboten. Van dit aantal werden vijf
stuks via Vickers-contract C.517/49 recht
streeks door de Supermarine-fabriek gele
verd. Van deze serie, die vanaf eind 1949 tot
eind 1950 zou worden afgeleverd, werden de
twee laatste toestellen (registraties R-7 en L-
8) voor gebruik vanaf Hr. Ms. "Karei Door
man" uitgerust met een deklandingshaak
(6). Zoals eerder vermeld werden drie Sea
Otters reeds in het voorjaar van 1949 op de
particuliere markt aangekocht. Nadat ze in
vliegwaardige conditie waren gebracht, volg
de de ferryvlucht vanuit Engeland naar ons
land. Op 4 juni zou de eerste voor de MLD
bestemde amfibie, voorzien van de civiele
registratie Ci-AKRF, door een Britse pilote
naar Aviolanda in Papendrecht worden over
gevlogen. Zij landde het toestel evenwel op
Schiphol, alwaar LTZV 1 G.F. Rijnders en
SGTVLGMR(A) A.J. de Ruijter het in ont
vangst namen. Hoewel Rijnders nooit eerder
een Sea Otter had gevlogen, bracht hij het
toestel via een tussenlanding op Ypenburg
heelhuids naar Papendrecht. In afwachting
van de komst van deze amfibie had de water
schout van Dordrecht inmiddels alle scheep
vaartverkeer op de Oude Maas tijdelijk stilge
legd. In plaats van vlak vóór de helling van
Aviolanda op het water neer te strijken, prik
te Rijnders de nieuwe MLD-aanwinst op een
weitje naast het fabrieksterrein. De landing
lukte prima, al schrokken de vredig grazende
paarden zodanig van dit onverwachte
bezoek, dat ze in galop voor het landende
vliegtuig uitstoven! (7)
Voor zover bekend was de G-AKRF de enige
Sea Otter, die indertijd door Aviolanda in
ontvangst werd genomen. Op 22 juni kreeg
de fabriek van marine-zijde opdracht om het
toestel geheel te demonteren en te conserve
ren. De geraamde kosten voor deze werk
zaamheden bedroegen f 2.200,-. Halverwege
de demontage moest Aviolanda op last van
de marine hiermee stoppen en het toestel
voor een algehele revisie naar Avio-Diepen
op Ypenburg verzenden (8)De twee volgen
de Sea Otters werden direct naar Ypenburg
overgevlogen om eveneens een grote onder
houdsbeurt te ondergaan (9). Op 7 maart
1951 maakte de L-l (cijferregistratie 12.1)
met succes de eerste proefvlucht en werd het
toestel nog diezelfde maand aan het marine
vliegkamp Valkenburg overgedragen (10).
De twee volgende toestellen, L-2 en L-3, kwa
men in het late voorjaar 1951 bij Avio-Die
pen gereed en gingen na de overdracht aan
de marine tezamen met de L-l in langdurige
conservatie op Valkenburg. Ten slotte kocht
de marine in maart 1950 nog drie Sea Otters
op de particuliere markt in Engeland. Deze
toestellen werden ten behoeve van de reser-
vedelen-voorziening van de acht in dienst
gestelde Sea Otters gekannibaliseerd (11).
Na de sloop werden de onderdelen door de
N.V. Avio-Diepen in ontvangst genomen.
IN OPERATIONELE DIENST
De eerste Sea Otter, die bij de marine in
18