den. Daarom wilde hij de grote schepen slopen,
hun geschut als kustbatterijen gebruiken en de
bemanningen het tekort bij de U-boten laten
aanvullen. Raeder bleef erbij, dat de grote
schepen en zeker de TIRPITZ. de Britse Marine
een blok aan het been waren. Toen hij daarna
als schelm werd weggestuurd, nam hij ontslag
en werd admiraal Doenitz bevelhebber. Omdat
hij met zijn U-boten succes had en Hitier hem
meer waardeerde, wist hij Hitier alsnog van het
nut van de grote schepen te overtuigen. Daarom
kwam de TIRPITZ op 30 maart 1943 dichterbij
de convooiroutes te liggen in de Altenfjord gele
gen Kaafjord in het meest noordelijk deel van
Noorwegen.
Dat de Britten het eens waren met Raeders visie
bleek uit de operatie Source. Daartoe werd een
aantal Mosquito's en enige Spitfires van de
R.A.F. naar Rusland gedetacheerd om er met
hun camera's de fjorden en de Duitse schepen
te verkennen.
Source zou worden uitgevoerd met mini onder
zeeboten, z.g. X-boten, met een lengte van
ca. 16 m, diameter ca. 1,85 m en bemand met 4
man.
Aan de romp konden twee mijnen worden
bevestigd met ca. 900 kg explosieve lading. Er
was een 43 pk dieselmotor voor boven water
varen (max. 7 zm/uur) en een electromotor voor
onderwater( ca. 3 zm/uur). Max. duikdiepte was
ca. 75 m. Zij konden een week op zee blijven.
Plan was zes X-boten (X-5. 6, 7, 8, 9 en 10)
deels boven water en daarna onder water te
laten slepen door zes grote onderzeeboten met
daar aan boord de operationele bemanningen
van ieder vier man.
Tijdens de overtocht waren ferry-bemanningen
(3 man) in de X-boten. Nabij het doel zouden de
bemanningen worden gewisseld, waarna op
eigen kracht verder zou worden gegaan. De
moederonderzeeboten zouden dan voor de kust
een patrouille onderhouden en hun X-boten
afwachten.
In Loch Cairnbawn in N. Schotland maakten op
11 september 1943 de X-boten vast aan hun
moederboten. Het slepen gaf problemen,
ondanks eerdere oefeningen. Zo brak er nogal
eens een tros en was een X-boot uren zoek. Ook
was de zee zo ruw, dat vaart moest worden ver
minderd vanwege lekkages en er in enige X-
boten stabiliteitsproblemen en kortsluiting ont
stonden. Dichterbij de Noorse kust zou er gedo
ken worden en geregeld boven water worden
gekomen om de X-boten (en bemanning!) van
frisse lucht te voorzien en de batterijen op te
laden.
Onderweg ging de X-9 met bemannning verlo
ren en werd de X-8 tot zinken gebracht, toen
beide mijnen los kwamen van het schip en
daarmee deze boot voor de operatie was uitge
schakeld. X 5, 6 en 7 wisten door de eerste net-
versperringen te komen, zij het dat die dieper
lagen dan verwacht. De X-5 werd in de buurt
van de TIRPITZ in een torpedonet gevangen,
waarin gewoonlijk een ander schip lag. Het kon
er niet meer uitkomen en ging met bemanning
verloren. De X-7 wist de TIRPITZ te bereiken
en de mijnen onder het schip te plaatsen, kwam
daarna boven water, waarna de bemanning door
een sloep werd opgepikt. Ondertussen poogde
de commandant de TIRPITZ te verhalen om
schade te beperken.
De X-6 wist ook onder de TIRPITZ te komen,
plaatste de mijnen, maar kon niet uit de netten
komen. De commandant en één man konden uit
de boot komen en werden ook aan boord van de
TIRPITZ gebracht. Door de daarna volgende
detonaties werd het schip wel twee meter
omhoog gedrukt. Na eerst gedreigd te zijn met
onmiddellijke executie, vermande de comman
dant van het schip zich en werden na enige ver
horen de Britten naar een krijgsgevangenkamp
gestuurd. Cdt. van de X-7 ltz Cameron en cdt.
van de X-6 ltz Place hoorden pas na de oorlog
dat zij het Victoria Cross hadden gekregen.
De X-10 had zovele problemen, dat niet aan de
operatie kon worden meegedaan. Die proble
men verergerden op de terugtocht naar
Schotland, zodat de boot tot zinken werd
gebracht.
De schade aan de TIRPITZ werd door de
Duitsers gebagataliseerd, maar het voorschip
bleek ontzet te zijn; er was een slagzij en twee
29