10 Mei 1940 op
Hr.Ms marinevliegkamp "De Kooy"
Het artikel van mijn iets oudere collega A.H. Geudeker in de Nieuwsbrief van juli 1997 nr. 62, riep
bij mij oude herinneringen wakker.
Ik was sinds enkele maanden op Hr.Ms "De Kooy" geplaatst en ik had nog geen eigenlijke functie.
Ik moest mij maar overal zo'n beetje oriënteren en niemand bemoeide zich met en om mij. Wel had
ik regelmatig de "wacht", hetgeen inhield dat je 4s avonds en 4s nachts regelmatig ronden moest
maken door de hangars en de verblijven van de vliegtuigmakers waarvan er wel ruim duizend
waren.
Zo had ik ook in de nacht van 9 op 10 mei 1940 de wacht en ik zou 4s nachts om 12.00 uur worden
afgelost door collega Beets, die de hondenwacht voor zijn rekening zou nemen. Hij zou mij dan
tegen 04.00 uur weer wekken voor de dagwacht. Het was een koude nacht en in mijn slaapvertrek
brandde een kolenkacheltje, waardoor het binnen smoorheet was. Dat bevorderde mijn vaste slaap
natuurlijk wel.
Omstreeks half vijf werd ik met schrik wakker door het lawaai van laag overvliegende vliegtuigen
en luchtafweergeschut. Naar buiten kijkende zag ik het paarsblauwe licht van mitrailleurkogels. De
schrik was uiteraard groot en ik wist nog half verdoofd van de slaap absoluut niet wat er gaande
was. Ik kleedde mij snel aan en liep naar buiten. Achter mij hoorde ik enkele kogels in het gebouw
inslaan en ik liep snel naar de schuilkelder die bij de ingang van het kamp was gelegen. Onderweg
zag ik iemand die zich in een sloot naast het terrein schuil hield en bij de schuilkelder aangeko
men trof ik verschillende van mijn collega's aan. De schrik van deze plotselinge overval zat mij
natuurlijk nog in de benen, maar langzamerhand wakker wordende begon ik te begrijpen wat er was
gebeurd. Collega Beets had tijdens zijn wacht berichten ontvangen dat de Duitse aanval op komst
was en hij had alle maatregelen genomen die nodig waren om de alarmtoestand in werking te stel
len. Dit hield onder meer in dat de Commandant en de Eerste Officier werden gewaarschuwd, die
zich in een ijltempo naar het kamp begaven. Hij had echter één ding vergeten en dat was om mij,
als officier van de wacht, die rustig lag te slapen, te waarschuwen. Het verloop van de volgende
dagen zijn door Geudeker in zijn artikel op boeiende wijze beschreven. Ik meen mij nog te herin
neren dat ik Doppenberg uit zijn kist zag kruipen, toen hij door eigen vuur van fort Oostoever
aangeschoten op zaterdag 11 mei, ondanks het omgeploegde veld en de talrijke versperringen een
keurige landing maakte.
Op zondagmiddag 12 mei moest ik plaats nemen in een autobus om op transport te gaan. De Eerste
Officier L.H. Quant kwam aanlopen, keek rond in de bus, wees naar mij en zei:
"Kom jij er maar uit Ik werd van alle officieren aangewezen om achter te blijven bij de ruim
1.000 vliegtuigmakers en ander personeel. Gezien mijn kortstondige ervaring met de vliegerij was
dit wel een logisch besluit. Na de capitulatie vertrok ik met dit gezelschap per trein naar
Amsterdam waar ik mij bij de Marine Kazerne moest melden. Hiermee werd mijn kortstondig
contact met de MLD beëindigd.
P.L. Koppen
9