HARVARD TRAINERS VOOR DE
NAOORLOGSE MILITAIRE LUCHTVAART
Bij de militaire vliegeropleidingen in Nederland zowel in liet toenmalige Nederlands-
Indië heeft de Harvard overgangstrainer vanaf 1946/1947 een belangrijke rol
gespeeld. De uit overtollige oorlogsvoorraden opgekochte 150 toestellen van dit type
bleken slechts ten dele de grote materieelsbehoeften van dat moment te kunnen dek
ken. Ter leniging van deze nood werd de Nederlandse vliegtuigindustrie ingeschakeld.
Een contract voor de bouw en aflevering van licentie-Harvards werd evenwel kort 11a
ondertekening geannuleerd.
"Target One"
Direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog
stond het lotaal verarmde en ontredderde
Nederland voor de bijkans onmogelijk lijkende
taak uit de aanwezige chaos weer een leefbare
en ook economisch goed draaiende gemeen
schap op te bouwen. Ook de militaire luchtvaart
had in die tijd van puin ruimen en weer opbou
wen heel wat werk te verzetten. Zowel de
Marine Luchtvaartdienst als het Wapen der
Militaire Luchtvaart moesten op zo kort moge
lijke termijn met de toen zeer beperkt aanwezi
ge financiële middelen tot een volwaardige en
vooral doeltreffende organisatie worden
gevormd. Hierbij heeft de uit Engeland afkom
stige groep van oorlogservaren luchtvaartperso-
neel een belangrijke rol gespeeld.
Eén van de topprioriteiten van beide vliegdien-
sten was in die tijd de wederopbouw en snelle
uitbreiding van alle luchtvaartopleidingen in
Nederland. Het betrof hier niet alleen de trai
ning van vliegtuigbemanningen, maar vooral
ook die van technisch grondpersoneel.
Aangezien de hiertoe benodigde infrastructuur
en materieelsuitrusting in ons pas bevrijde land
totaal afwezig waren, moest de bondgenoot
schappelijke hulp en inbreng van met name de
R.A.E. worden ingeroepen. Deze assistentie
werd vooral door toedoen van het Directoraat
der Nederlandse Luchtstrijdkrachten (DNLSK,
ook wel afgekort als DSLK) tot stand gebracht.
Het DNLSK fungeerde hierbij sinds de officiële
instelling op 26 juli 1944 in Londen als over
koepelend beleids- en uitvoerend orgaan ten
dienste van zowel de MLD als het Wapen der
Militaire Luchtvaart'. Na de bevrijding, toen
alras voorstellen tot vorming van één
Rijksluchtmacht verdere concretisering behoef
den, werd ook de inbreng van de Militaire
Luchtvaart van het Koninklijk Nederlands-
Indische Leger (ML/KNIL) binnen het DNLSK
geformaliseerd. Na aanvankelijk onder leiding
van twee marinevlagofficieren te hebben
gestaan, werd per maart 1946 de kolonel-vlie
ger I.A. Aler tot Directeur van het Directoraat
benoemd. In het naoorlogse opbouwproces van
de Militaire Luchtvaart in Nederland heeft Aler
een opmerkelijk grote rol gespeeld. Dank zij
ook zijn invloed heeft de Nederlandse vliegtuig
industrie. die toen in een moeizaam fusieproces
was gewikkeld, zonder meer de wind in de zei
len gekregen. Aler's voorgangers hadden inmid
dels in nauwe samenwerking met het Britse Air
Ministry de fundamenten voor de nieuwe mili
taire luchtvaart in Nederland gelegd. Dank zij
het DNLSK werden de allereerste materieels-
en uitrustingsbehoeften bepaald en uiteindelijk
vastgelegd in de "Target One"-overeenkomst.
Op 4 december 1946 werd deze overeenkomst
in Londen officieel tussen de regeringen van
Nederland en het Verenigd Koninkrijk afgeslo
ten. Een belangrijk onderdeel van deze over
eenkomst behelsde de leverantie van vliegtui
gen voor de elementaire en voortgezette vlieger
opleidingen. Voor wat betreft de laatste catego
rie verbond het Britse Ministerie voor
Luchtvaart zich om 150 Harvard trainers aan
13