Nederland over te dragen2. Deze oorspronkelijk
door de North American Aviation, Inc. te
Inglewood als AT-6 "Texan" uitgebrachte over
gangstrainer was gedurende de oorlog op kosten
van de Amerikaanse schatkist via de Leen- en
Pachtwet in grote series aan de R.A.F. geleverd.
Verreweg het grootste deel van de aldus gele
verde toestellen was in licentie gebouwd door
de Canadese firma Noorduyn Aviation, Ltd. te
Montreal. Deze licentie-versie ontving de
Amerikaanse luchtmachtaanduiding AT-16 en
was bij de R.A.F. beter bekend als de "Harvard
IIB". De overdracht van de 150 "Lend-Lease"
Harvard IIB's van de R.A.F. aan Nederland kon
dus pas plaatsvinden na goedkeuring van de
daartoe bevoegde Amerikaanse overheidsin
stantie.
Voorlopig 150 Harvards
Conform de plannen om reeds in de loop van
1946 te starten met de vliegeropleidingen in
Nederland, legde het DNLSK eind 1945 de eer
ste contacten met het "United States Army and
Navy Liquidation Commissioner's Office". Deze
te Parijs gevestigde instantie beheerde alle in
Europa aanwezige overtollig geworden
Amerikaanse legergoederen, waaronder ook
vliegtuigen. Inderdaad bestond volgens dit
bureau een gerede kans om "war surplus" AT-6
vliegtuigen te venverven, waarbij gerekend
moest worden op een stukprijs van rond
$5,000.-. Na afronding van de toen lopende dis
cussies met het Air Ministry aangaande de
inrichting van een complete vliegschool op de
basis Gilze-Rijen, stelde het DNLSK aanvanke
lijk de eerste behoefte op 100 stuks Harvard
trainers. De kans werd evenwel niet uitgesloten
geacht, dat dit aantal reeds eind 1946 tot 150 -
200 stuks moest worden uitgebreid. In verband
hiermee gaf het DNLSK de Ministers van
Marine en Oorlog in overweging alvast een
bedrag van 1 miljoen voor 1946 te reserveren.
Dit bedrag moest dan gelijkelijk over de begro
tingen van Oorlog en Marine worden verdeeld3.
Vanwege de hoge prioriteitsstelling werd het
Ministerie van Oorlog door dit DNLSK-voorstel
meteen voor een vrij gecompliceerd probleem
gesteld. Immers, de Oorlogsbegroting voor 1946
moest toen nog worden vastgesteld, terwijl de
benodigde geldmiddelen voor deze spoedaan-
schaf volledig ontbraken. Eind januari 1946
werd daarom de Minister van Financiën inge
schakeld. De behoefte aan trainers werd nu
vastgesteld op 150 stuks, waarvoor in totaal een
bedrag van 750,000.- zou zijn gemoeid.
"Oorlog" stelde zich daarbij voor deze aankoop
in Nederlandse guldens te betalen. In afwach
ting van de genoemde Rijksbegroting 1946
werd "Financiën" vriendelijk doch dringend
verzocht alvast de benodigde gelden (eventueel
deviezen) voor deze aanschaf ter beschikking te
willen stellen. Het ging hier om een bedrag van
totaal 1,9 miljoen1.
Intussen had het DNLSK het "groene licht" ont
vangen om de onderhandelingen tot aankoop
van 150 Harvards te starten. Begin april 1946
werden de Ministers van Marine en Oorlog
omtrent de stand van zaken op de hoogte
gebracht. De voor Nederland bestemde over
gangstrainers zouden alle van het fabrikaat
Noorduyn type AT-16 zijn en via de R.A.F. wor
den geleverd. De Directeur DNLSK maakte in
zijn schrijven aan de Ministers tevens bekend,
dat naar schatting in de eerste helft van 1948
een aanvulling met nog eens vijftig Harvards
noodzakelijk zou zijn. "Deze aanname is geba
seerd op de Engelse organisatievoorstellen voor
onze vliegschool, werkend met negen flights en
afgestemd op een topcapaciteit van 324 leerlin
gen", aldus de kolonel Aler in dit schrijven. Op
grond van de uitgewerkte voorstellen zou de
exploitatie van de vliegschool bij een normale
sterkte van 170 Harvards een reserve van 42
toestellen vergen. Voor de daaropvolgende drie
jaren zou, wederom volgens de Britse ervarings
cijfers, gerekend moeten worden op een aanvul
ling van 128 Harvards. Teneinde in een tijdige
vervanging van de te venvachten materieelsver-
liezen te kunnen voorzien, steld Aler de beide
Ministers voor om vijftig Harvard trainers in
licentie door de Nederlandse vliegtuigindustrie
te laten vervaardigen5.
14