Licentie houw van Harvards in
Nederland
Gezien de behoefte aan een materieelsaanvul
ling van 50 Harvards voor de eerstvolgende
twee jaar, ontving het DNLSK in maart 1946
toestemming van de toenmalige Minister van
Verkeer en Energie Ir. Th.F. Tromp om hierover
oriënterende gesprekken met de Nederlandse
vliegtuigindustrie te voeren. Deze contacten
hadden vooral ten doel om te onderzoeken in
hoeverre een eventuele licentiebouw van
Harvards op korte termijn kon worden gereali
seerd. Waarschijnlijk op grond van de goede
ervaringen, die de Marine vóór de oorlog bij de
licentieproductie van de Dornier Do 24K vlieg-
boten met de N.V. Maatschappij voor Vliegtuig
bouw "Aviolanda" in Papendrecht en de
Vliegtuigafdeling van de N.V. Koninklijke
Maatschappij "De Schelde" had ondervonden,
werden deze beide firma's eerst benaderd.
Hierbij werd de kolonel Aler voor het eerst
geconfronteerd met de toen juist in gang gezet
te pogingen om de versnipperde vliegtuigindus
trie in Nederland te centraliseren. Een dergelij
ke fusie werd door hem zonder meer toege
juicht. Het zou de eerste stap zijn om uiteinde
lijk tot een zelfscheppende nationale vliegtuig
industrie te geraken, die naast de levering van
eigen militaire vliegtuigprojecten ook als goed
geoutilleerd reparatiebedrijf voor de Neder
landse defensie van uitermate groot belang zou
kunnen zijn. Een N.V. Vereenigde Nederland-
sche Vliegtuigfabrieken "Fokker" i.o (in op
richting) kon dus als civiel toeleveringsbedrijf
in alle opzichten op de steun van "Defensie"
rekenen!"
Deze eerste besprekingen met "Aviolanda",
"De Schelde" en naderhand ook met "Fokker",
geleid door Minister Tromp, leverden in juli
1946 een eerste tastbaar resultaat op ten aan
zien van een mogelijke Harvard-licentiebouw.
Hierop werd door de industrie positief gere
ageerd, mits aan enige belangrijke condities
kon worden voldaan. Allereerst werd het nood
zakelijk geacht, dat de Staat de benodigde
licenliebouwrechten zou verwerven. Tevens
werd het wenselijk geacht, dat i.v.m. de hiervoor
benodigde deviezenvoorziening alle motoren,
instrumenten en andere noodzakelijke vlieg
tuiguitrustingen van buitenlands fabrikaat
eveneens door de Staat zouden worden aange
schaft. Afhankelijk van een snelle concretise
ring van beide voorwaarden zou dan in novem
ber 1946 met de licentiebouw een begin kun
nen worden gemaakt. Daarna konden de afleve
ringen in de eerste helft van 1948 plaatsvinden.
"Fokker" zou hierbij als aankoop- en bouwbu
reau fungeren. Aangezien de drie firma's nog
niet waren gefuseerd, diende het Harvard-con
tract te worden aangegaan met een tijdelijke
combinatie van de betrokken bedrijven. In dit
verband kon nog geen prijsindicatie aan het
DNLSK worden gegeven'. Desondanks stelde
kolonel Aler daarna de beide Ministers van
Oorlog en Marine voor de licentie-order in
Nederland te plaatsen. Langer uitstel van deze
materieelsaanschaf werd beslist niet verant
woord geacht10.
Indie vraagt Harvards
Intussen was in het voorstel van de Harvard-
licentiebouw nog een extra complicatie opgetre
den. In september 1946 ontving het DNLSK via
het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen een
schrijven van de Commandant MI7KNIL, waar
in hij het DLSK om zo snel mogelijke levering
van 50 Harvards inclusief bijbehorende reser-
vedelen verzocht. Op korte termijn had Indië
behoefte aan 30 Harvards, waarna de resteren
de 20 toestellen in de 2e helft van 1947 beno
digd waren. Alle trainers waren bestemd voor
de jachtvliegeropleiding op de Vliegsehool
Kalidjati. Zij dienden ter vervanging van de
door Indië in Australië aangekochte "Wackett"
trainers, die in steeds sterkere mate allerlei
technische mankementen gingen vertonen. De
ML had al verschillende pogingen in het werk
gesteld om Harvards uit overtollige Ameri
kaanse voorraden op te kopen. Die hadden
helaas alle niets opgeleverd. De CMI7KNIL
vreesde nu, dat de vliegeropleidingen op
16