scheping naar Nederland zouden de toestellen
vervolgens geheel naar de eisen van de LSK
worden gerevideerd en "als nieuw" worden
afgeleverd. Het met North American afgesloten
licentiebouwcontract kon gehandhaafd blijven.
Fokker zou volgens de hierin gestelde voor
waarden alle benodigde mallen en kalibers
kopen en bouwen, waardoor de fabriek geheel
ingericht zou zijn voorde bouw en reparatie van
deze toestellen. Ter verbetering van de onder-
delensituatie werd Fokker bovendien in de
gelegenheid gesteld om de nodige reservedelen
ten bedrage van 800.000,- te fabriceren2".
Toen alles tussen beide departementen geregeld
was, bleek Economische Zaken allerminst inge
nomen te zijn met de in dit concept-contract
voorgestelde gang van zaken. De voor die tijd
vrij forse dollartoewijzing kwam volgens dit
Ministerie slechts voor een deel ten nutte van
de zo begeerde snelle wederopbouw van de
nationale vliegtuigindustrie en zou in feite ten
koste gaan van andere, evenzeer profijtelijke
industriële projecten. Het eerder gestelde doel
inzake het herstel van de zelfscheppende vlieg
tuigindustrie in Nederland moest door het aan
gaan van een dergelijke omvangrijke revisie
opdracht nu noodgedwongen naar een later tijd
stip worden verschoven27.
Een coiiiproniis-coiitracl voor
Fokker
Dank zij met name een positieve inbreng van
het Ministerie van Marine bleek het mogelijk
om snel uit de ontstane impasse inzake het
Harvard-contract te geraken. De Koninklijke
Marine was n.l. in dat jaar eveneens geconfron
teerd met de deviezennood van de overheid,
waardoor bepaalde vliegtuigaankopen voor het
nieuwe carrierbedrijf binnen de MLD moesten
worden opgeschort. De toen voorgestelde aan
schaf van 25 Hawker Sea Fury deklandingsja-
gers en 14 Fairey Firefly Mk.V verkenners/
onderzeebootbestrijdingsvliegtuigen moest nu
naar de Marinebegroting voor 1949 worden ver
schoven. Plaatsing van de Firefly-bestelling
bleek wel mogelijk, waarna aflevering van deze
toestellen inderdaad in de loop van 1949 kon
worden gerealiseerd. "Marine" kreeg t.a.v. de
Sea Fury-aankoop van regeringswege geen toe
stemming, maar ontving het advies om de licen-
tiebouw van deze marinejager door de
Nederlandse industrie in overweging te nemen.
Het verstrekken van een dergelijke opdracht
zou "van doorslaggevende betekenis zijn voor
het instandhouden van de thans noodlijdende
vliegtuigindustrie in Nederland".
De marineleiding was bepaald niet ingenomen
met dit voorstel. Bij licentiebouw in Nederland
zou de aflevering van de Sea Furies pas na min
stens 2 jaar kunnen geschieden. Dit zou dus
betekenen, dat deze marinejagers pas begin
1951 operationeel ingedeeld zouden zijn. De
nieuwe "Karei Doorman", die in mei 1948 van
de Royal Navy zou worden overgenomen, zou
dus minimaal twee jaar zonder ingescheept
jachtsquadron moeten opereren. In verband met
de oorlogsgereedheid van het vliegkampschip
werd dit volkomen onaanvaardbaar geacht2".
"Uiterlijk binnen 1 jaar dient de Marine dan
ook over 25 Sea Furies voor het carrierbedrijf te
beschikken", aldus het commentaar van de
marinestaf-'. Door een tweede seriebestelling
voor twaalf Sea Furies in Engeland te plaatsen,
kon gedeeltelijk aan de bezwaren van de mari
nestaf worden voldaan. Fokker ontving nu ter
compensatie van de geannuleerde Harvard-
bestelling een contract voor 25 in licentie te
bouwen Hawker Sea Fury F.B.Mk.Xl marine
jachtvliegtuigen inclusief 20% van het hiermee
gemoeide aankoopbedrag aan reservedelen.
Daarbij werd serieus rekening gehouden met
het plaatsen van een aanvullende opdracht voor
nog eens 15 licentie-Sea Furies30.
Door een gecombineerde opdracht voor 50 te
reviseren Harvards en 25 nieuw te bouwen Sea
Fury-vliegtuigen aan f okker te verlenen, werd
aldus de fabriek, in ieder geval een werkvolume
verkregen dat vrijwel gelijk was indien nieuw-
bouworders voor 50 Harvards en 16 Sea Furies
zouden zijn verstrekt. Fokker kon dus méér dan
tevreden zijn met dit compromis-contract.
Bijkomend belangrijk financieel voordeel voor
21