en Fleet Air Arm en dat in 1944 een verbeterde
tweede editie kreeg.
Het boek kreeg ook de belangstelling van de
Amerikanen, niet alleen van de USNavy, maar
speciaal van de United States Army Air Force.
Was de USNavy gewend overzee te vliegen en
was daarom al heel vroeg het belang van goede
navigatie erkend, bij de USAAF liet de naviga
tie te wensen over. Men vloog op radiobakens,
die gemakkelijk waren te storen en verder werd
genavigeerd via autowegen die veelal in
OostWest en NoordZuid richting waren aange
legd. Bij het in dienst nemen van lange
afstandsbommenwerpers kwam ook een verbe
tering van de navigatie apparatuur en een
nauwkeuriger navigatie. De AP 1234 heeft bij
de USAAF daartoe bijgedragen.
Voorts werd na de oorlog bekend dat ook de
Duitsers en Italianen, maar ook de Japanners de
AP 1234 hanteerden.
De lezer moet zich wel bedenken, dat er in die
tijd geen apparatuur was, die automatisch een
positie weergaf, geen traagheidsnavigatiesys
teem, noch Global Positioning System.
De navigator tekende op een plotkaart de
(rechtwijzende of ware) luchtweg als rechte lijn;
begin en eind ervan markeerde hij door tijd.
Wilde hij zijn positie op de grond bepalen, dan
bracht hij na een berekening op een z.g. Dalton
computer de windvector aan.
De AP 1234 gaat uit van een dergelijke vorm
van gegistbestek navigatie, genoemd airpiot (in
NLD's ook wel luchtweg of ware koers plot,
kortweg luchtplot).
De andere vorm was die van het z.g. trackpiot
(in NDL's ook wel grondwegplot, kortweg trek-
plot), waarbij de berekende koers over de grond
in de kaart wordt aangebracht. Het trackpiot
heeft het nadeel dat bij elke koerswijziging,
meteen de windvector moet worden ingebracht,
hetgeen de navigator erg veel werk geeft, zoveel
zelfs dat hij bij vele koersveranderingen, zoals
bijvoorbeeld bij een vierkants verkenning, de
bewegingen van het vliegtuig over de grond niet
meer kan bijhouden.
Het airpiot heeft het voordeel dat, als er veel
koers wordt veranderd, die luchtkoersen
meteen op de kaart kunnen worden gezet. Als er
een positie nodig is kan de windvector, bere
kend vanaf het moment dat men het airpiot is
begonnen, worden ingebracht.
Tijdens het schrijven van de AP 1234 waren er
zeevarenden, die tegen het airpiot waren, daar op
zee het gebruikelijk is het trackpiot bij te hou
den. Uiteindelijk wist men hen te overtuigen.
De AP 1234 behandelt ook instrumenten, het
rondhalen van kompassen, de astronavigatie,
kaartprojecties, het invullen van journalen en
radionavigatie. In totaal werden meer dan
130.000 copieën van de AP 1234 uitgegeven.
Inmiddels had Dickie Richardson de bijnaam
'Mr. Air Navigation' gekregen.
Omdat de navigator het te druk had met het plot
bijhouden en daarom geen aandacht kon geven
aan eventuele andere zaken als taktiek, speci
aal in de onderzeebootbestrijding, besprak
Dicky Richardson met zijn team met de indus
trie de mogelijkheid van automatisering van het
plotten. Dat leidde ertoe dat er een airplotter
kwam, die gekoppeld aan een gyrogestuurd
magnetisch kompas, van de kompaskoers door
het inbrengen van varatie en kompasfout, een
ware koers gaf.
Ook op het gebied van de astronavigatie zou
Dickie een vinger in de pap hebben gehad. De
omslachtige rekenmethode met boldriehoeks-
meting, zoals men op zee kende, vroeg om een
snellere oplossing. De USNavy had o.m. door
ene captain Weems al baanbrekend werk ver
richt, hetgeen o.a. leidde tot de z.g. 214 Tafels.
In de R.A.F. bestond de Air Almanac en werd
de ANT ontwikkeld, de z.g. Astro Navigation
Table, die in combinatie met de reeds in
gebruik genomen z.g. Astrograph, die op een
kaart positielijnen projecteerde, het werk van
de navigator zeer bekortte. Daartoe werd een
speciaal formulier geïntroduceerd ter vereen
voudiging van de berekeningen (AP 1519).
Ook op het gebied van plot en topografische
kaarten voor de vliegerij gaf Dickie adviezen.
Als commandant van No.502 Coastal Command
Squadron kreeg Dickie te maken met nogal wat
falende motoren van zijn Whitleys, maar daar-
23