vlieger. Hij verbleef nog steeds op de bakermat
toen daar op 11 april 1939 de 3e Ja VA ge-
vechtsgereed werd. Bosch was één van de zes
vliegers die bij dit onderdeel werd ingedeeld,
aanvankelijk onder Eerste Luitenant-Vlieger
M.C. Palm en na diens afkeuring onder
Kapitein-Vlieger H.J. Scholtmeijer.
Toen halverwege november 1939 de 3e JaVA
naar Vliegpark Waalhaven werd overgeplaatst,
ontstond in het midden van het land een lacune
in de luchtverdediging. Deze werd omstreeks 20
november 1939 opgevuld door een uit de 3e
JaVA gevormd detachement, in eerste instantie
uitgerust met zeven Fokker D.XXI's, van het
Rotterdamse vliegpark terug te plaatsen naar
Soesterberg. Het detachement stond onder lei
ding van Eerste Luitenant F. van Breemen, ter
wijl naast Bosch onder meer ook N.W. 'Cooc'
Sluyter, B. van der Stok en C. Sipkes tot de naar
Soesterberg gedirigeerde jachtvliegers behoor
den. Tijdens het verblijf in Soesterberg werd het
operationeel gebruik van de Fokker D.XXI ver
der geëvalueerd, onder andere door het nemen
van mitrailleurproeven. Eind februari 1940
werden de vliegers teruggeplaatst naar de
inmiddels volledig met de Fokker G.I uitgerus
te 3e JaVA op Waalhaven. De Fokker D.XXI's
werden verdeeld over de Je en 2e JaVA.5
In de mobilisatieperiode, vanaf eind augustus
1939, leverden de JaVAs een bijdrage aan de
Nederlandse neutraliteitshandhaving. Bij iede
re JaVA moest daarvoor een alarmpatrouille
van drie of zes jagers gereed zijn voor inzet van
één uur voor zonsopgang tot één uur na zonson
dergang. Wanneer het Nederlandse luchtruim
werd geschonden, gaf het commando Luchtver
dediging in Den Haag het bevel tot onderschep
ping. Jan Bosch maakte deze periode van nabij
mee:
Zelf heb ik in die periode 64 x een alarm of
patrouillevlucht gemaakt, 16 maal een
"vreemd" vliegtuig (lees Duitsch) vliegtuig
gezien, 2 maal kunnen schieten, weliswaar
te vroeg en te veraf, omdat het vreemde
vliegtuig of zo zwenkte buiten de territoria
le wateren en ik voor het zoo ver was, de
sensatie van het schieten niet wilde mis
sen. De vliegers, die niet op alarm waren
maakten de normale dagelijksche oefen-
vluchten (schieten, escadrille vliegen,
luchtvechten). De geest was uitstekend,
iedereen hoopte op zijn prooi: groot was
altijd de teleurstelling wanneer een vreem
de machine niet of slechts heel langzaam
kon worden ingeloopen (Maximum snelheid
DXXI 450 km/uur. Maximum snelheid G I
465 km/uur.)6
De oorlogsdagen
Op 10 april 1940 werd Bosch samen met
Tweede Luitenant-Vlieger J.W. Tuininga en
Tweede Luitenant-Vlieger B. van der Stok over
geplaatst naar de Je JaVA die juist op die dag
verhuisde van Schiphol naar De Kooy. Het vlie
gend personeel werd ondergebracht in een han
gar op het marinevliegkamp. In de vroege mor
gen van 10 mei 1940 was men op het Helders
marinevliegkamp volledig voorbereid op de
komende strijd. Het voltallige personeel van de
le JaVA was vanaf omstreeks 03.00 uur op het
vliegveld aanwezig en de Fokkers waren warm-
gedraaid. In verband met het feit dat vele vlieg
tuigen passeerden, verzocht de commandant,
Kapitein-Vlieger H.M. Schmidt Crans, herhaal
delijk aan het Commando Luchtverdediging om
te mogen opstijgen. Uiteindelijk werd toestem
ming gegeven. Om 03.59 uur waren de elf
Fokker D.XXI's in de lucht. Bosch over de daar
opvolgende momenten:
De escadrille waar ik bij was ingedeeld had
een ontmoeting bij Alkmaar met 4
Messerschmitts 109, die waarschijnlijk
Bergen hadden gemitrailleerd. Bij onze
nadering doken ze rustig weg, nadat wij
gevuurd hadden. Boven Den Helder terug
gekomen werden wij door Luchtafweer van
de Marine onder vuur genomen. Mijn staart
werd geraakt. Ook Texel opende vuur op
ons, dat ook een grondaanval te verduren
had gehad, te zien aan de brandende les-
vliegtuigen en watervliegtuigen te "de
Mok" en "de Vlijt".
7