OPERATIE CERBERUS EEN DUITS SUCCES, EEN BRITSE AFGANG Inleiding In de maritieme- en luchtvaartgeschiedenis blijft de ontsnapping uit Brest van de Duitse slagkruisers GNEISENAU en SCHARNHORST en de kruiser PRINZ EUGEN door Het Kanaal en nagezeten door de Royal Navy en Royal Air Force in februari 1942 een onvergetelijke plaats innemen. Hierna een relaas over en achtergronden van een Duits succes en een Brits falen. De slagkruisers Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, kregen de eerdere geheime plannen voor de Kriegs- marine van de bouw van slagschepen, slagkrui sers, vliegkampschepen en ander materieel en vooral onderzeeboten, meer gestalte, dat uitein delijk moest leiden tot het Z-plan. Het Anglo- Duits verdrag, gesloten in 1935, formaliseerde de in geheim al eerder in aanbouw zijnde slag kruiser SCHARNHORST en diens wat later op stapel gezette zusterschip GNEISENAU. Deze schepen moesten het gevecht aankunnen tegen de Britse vloot, en aanvallen op de vijan delijke koopvaardij kunnen doen, ook al had die een zware escorte. Omdat de 28cms bij het verdrag van Versailles waren toegestaan en die kanons voor de vest zakslagschepen in productie waren, werd beslo ten deze ook op de nieuwe slagkruisers te voe ren. Eerder was overwogen deze schepen van oorsponkelijk 26.000 ton uit te rusten met 38cm kanons, doch dat zou een grote vertraging ople veren. Wel werd het mogelijk gemaakt in een later stadium op de barbetten van de 28cms, torens te plaatsen met 38cms. De winst in gewicht door de 28cms te kiezen werd voor zwaarder pantser benut. Uiteindelijk zou het tonnage tot over de 35.000 ton groeien. Aldus kregen beide schepen een bewapening van 9 x 28cm in drie torens, 12 x 15cm secun daire bewapening (4 x 2 in dubbeltorens, 4x1 in schilden), voor luchtafweer (LA) 14 x 10,5cm (7 x 2), 16 x 37mm (8 x 2) en 10 x 20mm mitrailleurs. Indachtig dat torpedo's nog in een gevecht nodig waren, werden 6 x 53,3cm (2 x 3) op het hoofddek geplaatst. Voorts was er een katapult en ruimte voor vier drijvervliegtuigen. Zo kwamen deze schepen in dienst, zij het dat al spoedig de luchtafweer werd aangevuld met 20mms, de rechte boeg door een klippersteven werd vervangen, en daardoor een meer oplopen de zeeg werd verkregen omdat teveel overko mend groen water de snelheid beperkte. Daardoor nam de lengte van 229,5 meter met 5 m toe. Ook in de oorlog werden modificaties aangebracht, o.m. bij de GNEISENAU, die een hangar kreeg met daarin een katapult. De beoogde snelheid moest 32 knopen zijn, ver kregen door stoomturbines met een maximum aan pks van 165.000, af te geven aan drie schroeven, waarachter dubbele roeren. Eerst werd gedacht deze schepen met diesels uit te rusten of een combinatie daarvan met stoomturbines. Zo'n installatie was ingewikkel der en zwaarder en daarom werd ervan afgezien. Zodoende waren deze schepen van fraaie lijn met hun bewapening en pantser zeer duchtige tegenstanders. Zij dienden overigens ook bij onze marinestaf als voorbeeld van het eind jaren dertig uit te voeren slagkruiserplan. Meteen na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden de SCHARNHORST en GNEISENAU zonder veel succes ingezet tegen de Britse koopvaardij. In november 1939 bracht de SCHARNHORST bezuiden IJsland het tot hulpkruiser omgebouwde passagiersschip Rawalpindy tot zinken. Tijdens de Noorse campagne in april 1940 kreeg de GNEISENAU contact met de Britse 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1999 | | pagina 11