opgedragen. Het betrof hier speciale lanceer- plaatsen voor de V-l vliegende bommen, een Geheimwaffe dat weldra samen met de beruchte V-2 een ware bedreiging voor de bur gerbevolking in Zuid-Oost Engeland zou vor men. Nadat in oktober 1943 na een aanval op Brest drie Mitchells verloren gingen en drie andere ernstig werden beschadigd, kreeg het squadron tijdens deze intensief opgevoerde aanvallen zijn verdere vuurdoop. Hierbij was het verlies van zestien onvervangbare bemanningsleden te betreuren. Accuraat gericht Duits luchtafweer- vuur bezorgde de bemanningen de nodige benauwde ogenblikken wanneer de Mitchells in box-formatie hun bommen op het opgedragen aanvalsdoel lieten vallen. De Rapporten Verrichtingen van het squadron meldden in die periode geregeld, dat middelmatig doch nauwkeurig gericht en op hoogte afgesteld afweervuur van zware batterijen werd ondervonden. Behalve het verlies aan vliegtui gen met hun bemanningen werd het squadron steeds meer geconfronteerd met soms ernstige schade die de Mitchells tijdens hun operaties door het luchtafweergeschut werd toegebracht. Na terugkeer op de basis moesten de toestellen uiteraard zo snel mogelijk worden hersteld voor de uitvoering van de volgende operaties. De werkdruk van het technisch grondpersoneel nam daardoor zienderogen toe, al werden de meest ernstige schadegevallen direct uitbesteed aan de speciaal hiertoe aangewezen en inge richte Repair Service Units (RSUs). De opgevoerde frequentie van de bomaanvallen vereiste bovendien extra inspanningen van kon stabels en ander gronddienstpersoneel. De Mitchells moesten immers na hun behouden terugkomst op de basis in recordtijd weer vlieg gereed worden gemaakt en ''opgebombed" wor den voor hun volgende aanvalsmissie. Dank zij de inzet en prestaties van het grondpersoneel kon begin 1944 doorgaans een gemiddelde vlieggereedheid van 90% voor de Mitchells worden bereikt. Deze formidabele ondersteu ning van de gronddienst heeft in niet geringe mate de operationele prestaties van het squadron begunstigd. Toch bracht de inzet van de Mitchells ook diverse technische problemen aan het licht, die de bestaande gronddienstfor matie slechts met veel moeite kon verhelpen. Vanwege de voor die tijd vrij ingewikkelde elec- trische- en hydraulische boordinstallaties ont stond al snel een tekort aan gespecialiseerde technici, die de MLD op dat moment niet kon leveren. Per 18 februari 1944 werd, waarschijnlijk om efficiëntie-redenen, de 320-bemanning ge splitst in een operationeel en ondersteunend deel. Laatstgenoemd onderdeel werd nu aan geduid als AJo. 3127 (Dutch) Servicing Echelondat kort daarna de duidelijker bena ming 6320 SE ontving. Reeds eerder geconsta teerde personeelstekorten bij de gronddienst konden nu gemakkelijker met Britse technici worden aangevuld. Op genoemde splitsingsda tum waren overigens al 44 RAF-technici bij het Echelon ingedeeld. Voor No. 320 Squadron als operationeel onderdeel werd nu de sterkte op 129 man gesteld, met een kern van 112 man vliegend personeel. Oplopende personeelstekorten Tijdens de intensief gevoerde bomaanvallen die de 2nd TAF na de geallieerde landingen in Normandië uitvoerde, verloor 320 Sqdn. door vijandelijke acties binnen drie maanden tien Mitchells. Het hierdoor ontstane verlies van 39 geheel afgeoefende bemanningsleden kon het squadron onmogelijk op korte termijn compen seren, aangezien de aanvankelijk aanwezige karige personeelsreserves nu geheel en al uit geput waren geraakt. Bovendien werd nu, met de spoedig verwachte bevrijding van het vader land in zicht, ook steeds meer getornd aan de ingedeelde personeelssterkte van het squadron. De uitvoering van nieuwe luchttransport- en communicatietaken binnen en buiten bevrijd gebied ten behoeve van het Militair Gezag had ineens een hoge prioriteit gekregen. Voor de aldus nieuw op te richten eigen Nederlandse transportvliegafdeling en een Auster-squadron 17

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 2000 | | pagina 17