opgesteld en kon zo'n 125 schoten per minuut
doen en vuurde ook kleine granaatjes van 0,9
kg af.
Latere versies hadden een vuursnelheid van
over de 200 schoten per minuut. Hun effectieve
vuurafstand was 3500 m tot 4500 meter.
Dan was er de 37 mm, ontwikkeld in Duitsland
al in WOI en nagemaakt en verbeterd in Japan,
die qua prestaties ietwat de mindere was van de
Bofors.
Apart moet in deze context de Britse pom-pom
worden genoemd. Dat was een 40 mm met korte
loop de z.g. two pounder, waarvan het gewicht
van het projectiel dus 2 lbs was, nl. 0,9 kg. De
pom-pom bestond uit vier of zelfs acht lopen om
zodoende een groter concentratie te krijgen. Hij
had een vuursnelheid van 100 schoten per
minuut per loop en droeg de granaatjes tot op
een effectieve vuurafstand van ca 3000 m tot ca
3500 meter.
De effectiviteit van de wapens hing af van de
vaardigheid van de stuksbemanning en van de
richtmiddelen. Bij de enkele 20 mm- en lichte
re mitraillers geschiedde het richten met een
ring, waarin ringen waren aangebracht, waar
mee voorhoudhoeken konden worden geschat,
afhankelijk van de snelheid van het aankomen
de vliegtuig. Het is bekend dat daarin schutters,
vooral van de Amerikaanse Marine, grote vaar
digheid, noem het 'gevoel' kregen in het neer
halen van vliegtuigen.
Weldra werden speciale richttoestellen ontwor
pen, die vooral in gebruik kwamen bij de zwaar
dere afweer die niet meer door één man kon
worden bediend. Die 'vuurleiding' schiep grote
re nauwkeurigheid, waarbij ook het stabiliseren
van de opstelling van belang was.
De Nederlandse fabriek Hazemeyer (nu
Hollandse Signaal) deed juist daarin baanbre
kend werk, dat o.m. werd getoond aan boord van
de kruiser Hr. Ms. De Ruyter met 4 x 2 x 40
mms op het z.g. luchtafweerdek. Toen bij onze
Marine ook een begin werd gemaakt met radar,
die aan de vuurleiding werd gekoppeld, werd de
trefzekerheid verhoudingsgewijs verder ver
groot. De Bofors 40 mms van Hr. Ms. mijnen-
legger WILLEM VAN DER ZAAN was juist
met zo'n systeem uitgerust toen het schip tij
dens de meidagen 1940 naar Engeland wist te
ontkomen. Het systeem was een primeur en zo
effectief dat het voor de Britse Marine door
Vickers meteen werd nagebouwd en door de
Amerikaanse Marine werd overgenomen en
vooral daar verder werd ontwikkeld, o.a. ook in
een vierlingopstelling.
De Royal Navy hield geloof in de two-pounder
pom-pom (40 mm met korte loop), die op nage
noeg alle grotere schepen inclusief torpedoboot-
jagers was ingevoerd. De opstellingen waren
vier-of achtloops, en was vooral bij acht lopen
zwaar en moeilijk te hanteren
Er waren echter vaak weigeringen en door de
grote hoeveelheid rook die de korte lopen bij
het schieten ontwikkelden, moesten de plaatsen
van de bedieners omvangrijk worden gewijzigd.
Natuurlijk was de munitieaanvoer van belang.
De kleinere mitrailleurs kenden munitieban
den, ook sommige 20 mms. Andere, en 25 en 40
mms werkten met magazijnen of 'clips', afhan
kelijk van het wapen gevuld met 10 of meer gra
naten.
Naar een grotere trefkans
Naarmate de luchtdreiging zich verder ontwik
kelde, werden speciale schepen voor luchtaf
weer gebouwd. Zo werd de flotilleleider Hr. Ms.
JACOB VAN HEEMSKERCK, nadat hij uit
Nederland in de meidagen 1940 was weggeko
men, luchtafweerkruiser, uitgerust met Britse
vijf dubbeltorens 10,2 cm z.g. Dual Purpose
kanons en pompoms en voorzien van een Britse
vuurleiding. Hoe echter de schepen ook werden
uitgerust met meer luchtafweer, hoe men ze ook
in nauw verband liet varen om de vuurkracht te
vergroten, er kwamen altijd enige aanvallers
door. Dat aantal verminderde sterk toen in
plaats van de tempeerbuis de z.g. proximity fuse
of VT-buis (VT=variable time) in 1943 in
gebruik kwam.
Die 'nabijheidsbuis' bestond uit een mini-zen
der in een granaat, die deze deed ontploffen als
die in de buurt van een vliegtuig kwam, dus ook
27