steld zodat een ervaren bemanning die snel kon geladen, ook als het op meer dan 40 graden was geëleveerd. Voor de munitieaanvoer waren voor handgelade opstellingen veel mannen nodig, zeker als gewerkt werd met gescheiden munitie (d.i. als granaat en huls apart werden geladen). Daarom werd al eerder zoveel mogelijk huls en granaat bijeen gebracht en als z.g. eenheidsmunitie ont wikkeld. De limiet daarvan hing af van het door een lader hanteerbare gewicht. Voordeliger was het laden automatisch te doen. De Amerikaanse Marine heeft daarin voorop gelopen met de 5,25 inch (12.7 cm) tweeling torens, die nagenoeg op alle schepen vanaf tor pedoboot jagers werden aangebracht. Voor zo*n toren was de helft van een bemanning nodig. De vuursnelheid werd zo van 8-10 schoten per minuut gebracht naar 15-20 of meer schoten per minuut. Die ontwikkeling had ook bij ande re marines plaats. Daarnaast speelde een steeds betere radar een rol. Bofors 4-ling 40 mms van USNavy in actie, zie ring als richtmiddel. als het doel niet een voltreffer kreeg. Was eerst met tempeerbuizen één treffer per zo'n 2000 granaten het resultaat, door de proximityfuse liep de trefkans op naar één per driehonderd, of zelfs minder! Vandaar dat de kamikazes, gemist door de verdedigende jachtvliegtuigen, het zwaar kregen te verduren. Deze buis kon echter niet op kleinere kalibers, zoals 40 mm worden toegepast. Verfijningen De trefkans is afhankelijk van de nauwkeurig heid en snelheid van vuur en derhalve afhanke lijk van de geoefendheid van de bemanningen en de constructie van het geschut. De construc tie van het geschut onderging daarom grote ver anderingen. Om dat zoveel mogelijk automa tisch te laten zijn. werden de lopen hoog opge- Verdere ontwikkelingen Na de oorlog heeft de automatisering van geschutstorens een grote vlucht genomen en zijn daarnaast ook betere ladingen voor granaat en aanvuur- en hoofdlading ontwikkeld. Hierna een kleine keuze. Zo kregen de Holland- en Friesland klasse jagers van de Kon. Marine 12 cm tweeling torens, die een vuursnelheid van 30-45 schoten per minuut konden afgeven. Verdere automatisering heeft geleid tot bij voor beeld de Italiaanse OTOmalara van 12,7 cm die 45 schoten per minuut kan doen. Van dezelfde fabriek kwam o.a. de 7,6 cm die meer dan 80 schoten per minuut doet. In beide gevallen bevindt zich de stuksbemanning nagenoeg niet meer bij het geschut, maar eronder of in de buurt om weigeringen op te lossen. De Franse Marine heeft daartoe een 10 cm ontwikkeld, die 80 schoten per minuut kan doen. 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 2000 | | pagina 28