boord een vlucht van vier Swordfishes. Op de
MAC-schepen Cadilla en Macoma begon bij de
MLD het 'carrier'bedrijf. De technische dienst
moest alles op dek doen, ongeacht het weer.
De eerste Karei Doonnan was van oorsprong
een koopvaarder, in 1942 gebouwd en in
december 1943 in dienst gesteld als escortcar-
rier met hangar en liften, om daarna ingezet te
worden op de Atlantische Oceaan en ter
bescherming van convooien naar Rusland.
De bovenstaande opsomming geeft aan dat de
Admiralty een zeer grote organisatie nodig had
om deze schepen van vliegtuigen te voorzien.
Daarnaast rekende men qua bouw van de grote
-en lichtere vliegkampschepen, dat de oorlog
tegen Japan nog langer zou duren. Vliegend
personeel werd niet alleen in het VK opgeleid,
doch ook bij de USNavy en in het kader van het
RAF Empire Training Scheme, o.m. in Canada.
Uiteraard volgde na de oorlog een ware 'uitver
koop' van vooral de lichte vliegkampschepen en
werden de escortcarriers weer tot koelschip
omgebouwd om zo de geweldig geleden verlie
zen te lenigen. Zo werd de eerste Karei
Doorman weer koopvaarder en kreeg onze
Marine de tweede Karei Doorman, een licht
vliegkampschip van de Colossus-klasse.
De Britse Marine had gehoopt het 'carrier'tijd-
perk met moderne schepen en vliegtuigen voort
te zetten. Aldus kwam de Centaur- klasse van
vier schepen. Centaur. Hennes. Bulwark en
Albion, van ca 25000 ton geschikt voor 40 jets,
terwijl zij en de al in dienst zijnde vliegkamp
schepen gedeeltelijk of geheel werden gemo
derniseerd met hoekdek, stoomkatapult en lan-
dingsspiegel. De Hawker Seafury, de Blackburn
Firebrand en de Sea Hornet waren de laatste
schroefjagers, terwijl het bestand naast Fireflies
eerst ook de Grumman Avenger en de Douglas
Skyraider (AEW) telde. Met de Westland
Wyvern, Gannet en Supermarine Attacker ging
de FAA het straalturbinetijdperk in en kwamen
de Hawker Seahawk, de Sea Vampire en de Sea
Venom. Daarna vormden de Supermarine
Scimitar en Hawker Siddeley Sea Vixen, de
McDonald-Douglas Phantom en Blackburn
Buccaneer en tenslotte de Sea Harrier het
bestand. Het helicoptertijdperk van de FAA
begon met de Dragonfly, gevolgd door de
Whirlwind, Wessex en Seaking, op Britse
(Westland) wijze afgeleid van de Sikorsky S-51,
S-55, S-58 en S-61.
Plannen waren er voor een grote 'carrier', de
CVA-1 van ca 55000 ton, waarin de modernste
snufjes zouden worden verwerkt. De regering
besloot echter de vloot in te krimpen; The
British Empire' begon verleden tijd te worden
Alle 'carriers' werden naar de schroothoop
gestuurd of verkocht en de FAA mocht het doen
met de Invincible-klasse, bestaande uit
Invincible. Hennes en Illustrious van oor
sprong kruisers met een vliegdek, bedoeld om
de CVA-1 te escorteren. Zij vormden de platfor
men voor 8 tot 10 Harrier VTOL jets en 8
Seaking helicopters, en hadden geen katapult
meer, maar een ski-jump voor het afvliegen van
zwaar beladen Harriers. De Invincible werd met
succes tijdens het Falklandsconflict ingezet,
samen met HMS Hermes, maar geen van beide
had enige vliegtuigen voor vroege radarwaar
schuwing. Aldus werd een groot risico genomen
en speelde 'British luck* een grote rol.
Het tij is echter aan het keren. De Invincible
klasse werd weldra te klein geacht en had niet
voldoende slagkracht, werd wel geschikt geacht
voor VN-operaties, maar wel uit te voeren met
de nodige luchtbescherming.
Intussen kwamen helicopters ook aan boord van
fregatten. De Westland Wasp was de eerste,
gevolgd door de Westland Aeospatiale Lynx.
Momenteel is men bezig met de RAF en Army
inniger samen te werken en wil men bij opera
ties ook RAF- en Army helicopters embarkeren.
Wetend dat een RAF Chinook helicopter geen
automatisch opvouwbare rotorbladen heeft, en
daardoor op een vliegdek een dwars-in-de-weg
kan zijn, wil men de resp. vier -en twee uren
voor het demonteren van die bladen en weer
aanbrengen op de koop toe nemen.
Plannen bestaan nu om twee vliegkampschepen
van ca 45000 ton te bouwen, met aan boord een
luchtverdedigings-, een onderzeebootbestrij-