Gerard d'Erlanger van de kort daarvoor opge richte British Overseas Aircraft Corporation (BOAC).19 De ATA werd belast met zogenaam de tweedelijns taken. Het overvliegen van nieu we of gerepareerde vliegtuigen van de fabriek naar de diverse operationele vliegvelden stond daarbij centraal. Daarnaast verzorgde de ATA ook het transport van luchtvracht en het over vliegen van VIP's.20 Aanvankelijk bestond dit kleine onderdeel uit zo'n 30 ervaren burgervliegers die vanal twee RAF vliegvelden opereerden. Spoedig werd de organisatie uitgebreid met vliegers die vaak wegens een medisch gebrek of door hun leellijd ongeschikt waren voor een vliegende functie in de RAF. Reeds enkele maanden na de oprich ting bestond de ATA al uit vier zogenaamde ferry pools, en werden de vliegers in een eigen uniform gestoken dal veel gelijkenis vertoonde met dal van de BOAC. Uiteindelijk zou de ATA uitgroeien tot een organisatie van formaat met veertien ferry pools, meer dan 600 vliegers, 125 flight engineers en een gronddienst van meer dan .3.000 personen. De vliegers van de ATA bestuurden ongeveer 200 verschillende vliegtuigtypes, variërend van de éénmotorige Tiger Moth trainer tot de viermotorige Sunderland vliegboot. Voor ieder vliegtuigtype 15 ATA-pilotes bestuderen de kaart voordat ze weer uitvliegen in een zigzagkoers langs uiteenlopende obstakels als versperringsballons, slecht weer, artillerie en RAF-opleidingsvelden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 2001 | | pagina 15