tuigen van de wal opererend voorrang en kwam
het toestel nagenoeg niet op de schepen. Slechts
97 werden gebouwd.
Opvallend is dat de Japanse drijvervliegtuigen
relatief meer werden ingezet bij acties dan bij
de geallieerden. Dal is mogelijk te wijten aan de
nog straffere opleiding bij de Japanse Marine,
maar ook door de instelling dal vliegers gemak
kelijker werden opgeofferd.
Onze Marineliieiitvaartdienst begon al in de
jaren twintig in Nederlands Indië met hel expe
rimenteren en daarna aan boord nemen van
tweedrijvervliegluigen op de kruisers, torpedo-
bootjagers en kanonneerboten. Bij de grote
marines was dat voor dergelijke schepen veel
minder zo. De zeegang vormde meestal in
Indische wateren geen belemmering voor drij
vervliegtuigen. Anders waren er wel beschutte
baaien. Zo hebben samen met vliegbolen en
grote flrijvervliegtuigen een deel van de 2i Van
Berkel W A s en 6 W'B's (360 pk lijnmotor) aan
boord van die schepen de archipel nader ver
kend en waren 1 Fairey II! IJs met 375 pk lijn
motor bestemd voor de kruisers daarin ook
actief Fokker leverde vanaf 1929 12 C.VlIw's
met 225 pk stermotor en gevolgd vanaf 1935
door 15 C.XIw s met een 750 pk stermotor als
verkenner en met de mogelijkheid ook om bom
men te werpen. De C.Xlw kon aan boord van
Hr. Vis. kruiser De Ruyter met tie persluchtka
tapult worden weggeschoten, terwijl bij alle
andere schepen al varend de vliegtuigen met
een boom of kraan te water werden gelaten en zo
weer werden opgepikt.
Grote vliegtuigmoederschepen had de Konink
lijke Marine niet. Wel waren enkele schepen
van de Gouvernementsmarine daartoe voor een
enkel drijvervliegtuig of vliegboot ingericht.
tir werd ook 's nachts gevlogen, niet alleen op
Morokrembangan voor oefening, maar ook 'bui
len' bij zeer kalme zee. waarvoor liefst bij enig
licht naast het schip dal in de wind opstoomde.
gestart en geland werd.
23
King George V slagschip met dwarskatapuit
Fokker C XIW a/b Hr.Ms. De Ruyter