demonstratiekist (c/n 21-1) werd voor een speciale prijs aan de Chinezen verkocht. Terwijl de aankooponderhandelingen doormodder den, was piloot Fausel met de CW-21 in Chungking, waar zich ook de Curtiss Hawk H-75Q. bevond die door de Curtiss-divisie in Buffalo (NY) aan China werd gedemonstreerd. Hij hoopte als ultiem bewijs voor de CW-21, maar ook uit verontwaardiging over de Japanse aanvallen op burgerdoelen, een van de Japanse bommenwerpers neer te schieten die regel matig deze (tijdelijke) Chinese hoofdstad bombar deerden. Op 3 mei kwam de kans toen 45 Japanse Fiat BR-20 bommenwerpers aanvielen. In twee minu ten was Fausel op 10.000 voet (3000 meter) hoogte en begon te vuren op een der Fiat's. Bij het derde salvo bleven de .50 mitrailleurs doorvuren tot de munitie op was, maar de bommenwerper begon te roken en bleek later een buiklanding te hebben gemaakt. Men kan Fausel, een burgeremployee, zeker niet verwijten geen toewijding voor zijn werk gever te hebben! Kort hierna werd de CW-21 overge dragen aan de Chinezen en naar verluidde crashte het niet lang daarna. In St. Louis werd aangevangen met de bouw van de drie productietoestellen voor China, waarvan de eer ste (c/n 21-2, NX19441) op 20 maart 1940 werd inge vlogen, kort daarna gevolgd door de tweede (c/n 21 3, NX19442) en derde (c/n 21-4, NX19443). Alle drie waren ze uitgerust voor een bewapening van twee .30 en twee .50 mitrailleurs, met een maximum startgewicht van 4216 lbs (1914 kg). De tweede pro- ductiekist (c/n 21-3) had twee externe benzinetanks onder de buik. NX19442 in april 1940 op Anacostia voorgevlogen voor de US Navy. Een met veel moeite losgewurmde demonstratie voor de USAAF ging niet door toen het toestel op weg naar Wright Field een buiklanding maakte in Pittsburgh. Direct na repara tie werd alle drie de toestellen medio mei 1940 naar China verscheept. Flying Tigers Na aankomst in Rangoon werden de drie CW-21's aldaar in elkaar gezet. Ze bleven daar voorlopig, wel licht omdat de CAMCO fabriek in Loiwing steeds fre quenter het doelwit werd van Japanse luchtaanval len. In het voorjaar van 1941 werden de drie CW-21's overgevlogen naarToungoo (240 km noord van Rangoon), waar de American Volunteer Group (AVG), de beroemde Flying Tigers van Chennault. hun bevoorradingsbasis hadden. Chennault was nog steeds overtuigd van de kwaliteiten van de CW-21 en wilde ze gebruiken om hoog vliegende Japanse ver kenners te onderscheppen, waar de Curtiss P-40 Tomahawks van de Tigers niet bij konden komen. Overgenomen door de Flying Tigers startten de drie CW-21's op 23 december 1941 voor de vlucht over de bergen naar Kunming, de operatiebasis in China. In Lashio moest een brandstofstop worden gemaakt en na de start kregen alle drie toestellen last van ruw- lopende motoren, die vervolgens geheel afsloegen, kennelijk het gevolg van slechte benzine die in Lashio was getankt. Bij noodlandingen in de bergen gingen de toestellen verloren en kwam een der vlie gers om. die door zijn kameraden ter plaatse werd begraven. Er is weinig bekend over de productie van de 27 sets componenten, maar althans een deel hiervan is toch afgeleverd. Productie bij CAMCO verliep uiterst traag, maar toch waren de eerste twee vrijwel gereed voor testvluchten, toen besloten moest worden de gehele fabriek te evacueren omdat de Japanners al dicht genaderd waren. Met de vijand nog nauwelijks 100 km verwijderd werd de fabriek op 1 mei 1942 in brand gestoken, maar de productieuitrusting was toen al overgebracht naar Hindustan Aviation in De 'C-338' (later CW-343) tijdens een proefvlucht in Amerika op 28 september 1940. foto: NASM via Gerard Casius. 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2001 | | pagina 23