Crash van Sgt.vl. Blans op Semplak.
foto: J. Schellekens via Gerard Casius.
Zo waren de weinige overgebleven Interceptors weer
precies op tijd toen ook op West Java de grote lucht
aanvallen losbarstten. Op 19 februari gingen ze van
Boeahbatoe de lucht in met de opdracht zich te con
centreren op de aanvallende bommenwerpers (dit
maal Ki-48 'Lily's van het Japanse leger, opererend
vanuit Palembang op Sumatra), maar deze waren al
te ver weg om nog in te halen. Bij de 'fabriek', het
grote technische complex op Andir, werd enorme
schade aangericht en sneuvelden weer twee
Interceptors op de grond. Ook op Madioen werd bij
het Depot een CW-21 op de grond in brand gescho
ten. Op 21 februari was het weer raak en gingen drie
Interceptors de lucht in, helaas weer te laat om de
aanvallers te pakken te krijgen. Aan operaties vanaf
de Boeahbatoeweg kwam op 23 februari een einde
omdat men vreesde dat de aktiviteiten van de
Interceptors deze geheime basis aan de Japanners
zou verraden. De vier overgebleven toestellen ver
huisden naar Andir en startten daar de volgende
dag tegen een grote aanval op dit vliegveld door 17
Ki-48's en 14 Ki-43 'Oscar'jagers. Eén Interceptor had
een slecht lopende motor en werd neergeschoten, de
andere drie keerden veilig terug. Op Andir ging nog
een CW-21 bij de TD verloren in het bombardement.
Het einde op Java
Het werd nu overduidelijk dat het doek op Java op
het punt stond te vallen, maar toch bleef men met
29
de moed der wanhoop doorvechten. Er waren bij de
Interceptor-patrouille nog drie vliegers met toestel
len die steeds meer mankementen begonnen te ver
tonen. Op 26 februari vlogen ze daarom naar het
Depot op Maospati en ruilden hun kisten in voor
andere die zo goed als het ging een onderhouds
beurt hadden gekregen. De volgende dag was men
terug op Andir. Die dag vond de Slag in de Javazee
plaats en in de nacht van 28 februari op 1 maart
landden de Japanners op Java's noordkust. Binnen
enkele uren hadden Japanse troepen het vliegveld
Kali Djati veroverd en bedreigden ze de toegangen
tot de hoogvlakte van Bandoeng. Vroeg in de och
tend van 2 maart werden drie van de Interceptors
ingezet voor een verkenning bij de Tjiaterpas om
een tegenaanval van het KNIL richting Kali Djati te
ondersteunen. Nauwelijks terug hiervan werd
samen met vijf Brewster Buffaloes een missie gevlo
gen om Japanse landingsboten aan de kust te
beschieten. Er werd nog een gerepareerde kist uit
Madioen aan de sterkte toegevoegd, maar deze werd
vrijwel direct vernield bij een grondaanval op Andir.
Bovendien maakte een andere kist, die reeds enige
tijd problemen met het landingsgestel had, een
buiklanding en moest worden afgeschreven.
Opnieuw aangevuld met een gerepareerde reserve-
kist startten drie Interceptors heel vroeg in de och
tend van 3 maart met twee Glenn Martin bommen
werpers om Kali Djati te bestoken en steun te geven
aan de laatste poging van KNIL grondtroepen om dit
vliegveld te heroveren. Door ochtendmist raakte het
verband uit elkaar en wist maar één CW-21 de aan
val door te zetten. Daarna volgde nog een vergeefse
interceptievlucht bij Poerwakarta. Laat in de och
tend werden de CW-21's voor de derde keer ingezet
om met enkele Buffalo's een verkenningsvlucht te
escorteren. Alleen de patrouillecommandant Lt.
Boxman zag kans op te stijgen. Hij ontmoette
opnieuw Japanse vliegtuigen die Bandoeng aanvie
len en in het verwarde luchtgevecht dat volgde werd
zijn benzinetank in brand geschoten. Vlammen sloe
gen in de cockpit en de vlieger sprong met branden
de kleding uit de kist. Door een vrije val van ca.
1500 meter te maken wist hij de vlammen te doven
en kwam zwaargewond aan de grond.