De Fokker CJÜVw F-7 aan de steiger op de Mok. Ook deze toestellen werden voorde opleiding gebruikt. op maandag 6 mei alle op het vliegkamp aanwezige marine- en landmachtofficieren meedeelde, dat nu "verhoogde waakzaamheid was geboden in verband met een ophanden zijnde aanval uit het Oosten". Hoewel "de Mok" het belangrijkste marinevlieg kamp in Nederland was. had het reeds tijdens de mobilisatieperiode als vliegtuigbasis binnen de marine-organisatie een beperkte functie gekregen. Uit voorzorg waren de groepen operationele vlieg tuigen, aangeduid als GVT's, verspreid over de mari nevliegkampen Schellingwoude en Veere. Verder waren om dezelfde reden diverse groepen gedislo- ceerd op drie schuilplaatsen, die op het Alkmaardermeer, de Westeinder Plas en het Braassemermeer waren ingericht. Slechts enkele watervliegtuigen waren voor operationele dienst op "de Mok" aanwezig. Aangezien op het vliegkamp alle geregelde inspecties en kleine onderhoudsbeur ten werden uitgevoerd, moesten hiertoe geregeld vliegtuigen vanuit de genoemde bases naar "de Mok" worden overgevlogen. Een belangrijke taak die ook gedurende de mobilisatie aan de vliegkampbe manning bleef toegewezen, was de voortgezette vliegopleiding alsmede de waarnemersopleiding, welke laatste uitsluitend voor de reeds gebrevetteer de officieren-vlieger was bedoeld. Voor de uitvoering van beide taken waren tien Fokker C.XIV-W MP- watervliegtuigen en eveneens tien verouderde Fokker C.VlI-w "L"-leskisten op het kamp onderge bracht. Doordat inmiddels in verband met de nood situatie diverse instructeurs en het grootste deel van de reeds gebrevetteerde officieren-vlieger bij de GVT's waren geplaatst, waren beide opleidingen flink ontregeld geraakt. Als onderdeel van de Stelling Den Helder waren de bescherming en bewa king van het vliegkamp aan de landzijde toever trouwd aan twee secties landmacht-infanterie. Zij werden artilleristisch gesteund door een sectie van de 45e Compagnie Mortieren. De infanteristen had den reeds in de mobilisatieperiode stellingen en schuilplaatsen aangelegd. Ter voorkoming van vijan delijke landingspogingen waren bovendien ten wes ten van het vliegkamp 1500 houten palen op de zandplaat geplaatst, die door prikkeldraad met elkaar waren verbonden. Voor de bescherming tegen vijandelijke luchtaanvallen beschikte het vliegkamp over twee luchtdoelkanons kaliber 7,5 cm en vier mitrailleurs van 40 mm, die alle door marineperso neel werden bediend. Verspreid over de zuidelijke helft van Texel had de landmacht bovendien nog drie zoeklichten geplaatst. Deze vormden tezamen met een aan de overkant op het Fort Wierhoofd geplaatst zoeklicht onderdeel van de le Sectie/VIIIe Zoeklicht Afdeling. In geval van nachtelijke lucht aanvallen konden deze vier zoeklichten de sector boven "de Mok" en het Marsdiep in samenwerking met een compagnie luchtdoelmitrailleurs en twee door de marine bemande mitrailleurs op het Fort Harssens beschermen. In oorlog Donderdag 9 mei voer het "Mok"-bootje gewoontege trouw met marinepersoneel uit Nieuwediep naar het vliegkamp op Texel. Aan boord bevond zich o.m. officier der Marine Stoomvaartdienst der 2e klasse W.F. Spangenberg. Als technisch officier was hij op "de Mok" belast met het beheer over het magazijn en de buitendienst voor wat betreft het ontvangen en vlieggereed maken van de dienstdoende water vliegtuigen. Zoals ongetwijfeld zovelen aan boord had Spangenberg die ochtend niets vermoedend huis en haard verlaten, in de verwachting na omme komst van zijn wacht de volgende dag vrouw en familie weer terug te zien. Nog geen etmaal later zou het normale leven van hem en zovelen in ons land een dramatische verandering ondergaan! In de vroege nacht van donderdag op vrijdag werd 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2001 | | pagina 15