mei een diepe val naar 191 vlieguren werd gemaakt. Voornaamste oorzaak van deze teruggang was o.m. een tweetal vliegongevallen, die "De Kooy" in diepe rouw dompelden. Het eerste incident vond plaats op 22 april 1919. In de voormiddag startte bootsman Rinus Blankers met de C.18 vanaf het vliegterrein voor het uitvoeren van een normale oefenvlucht. Al direct na de start begon de Thulin-motor van de C.18 te "rateren", een toen veelgebezigde term wanneer een rotatiemotor ineens onregelmatig begon te draaien. Blankers zag helaas géén kans zijn sputterende 80 paarden weer normaal in 't gareel te krijgen. Hij was daarom genoodzaakt een snelle noodlanding op het terrein te maken, trachtte daarbij nog een scherpe bocht te vliegen, waarna zijn toestel vervolgens wegens de te geringe snelheid in overtrokken toestand geraakte. Vanaf circa 50 meter hoogte sloeg de C.18 vrijwel rechtstandig te pletter op de grasmat van "De Kooy". Blankers liep daarbij een schedelbreuk op en over leefde de val niet. Het toestel werd geheel vernield en was meteen rijp voor de schroothoop11. Drie dagen later sloeg het noodlot andermaal op "De Kooy" toe. Rond koffietijd stegen sergeant-kon stabel H.R.M. Kneifer en zijn passagier sergeant-vlieg tuigmaker G. Bruin met Spijker C.28 op voor een proefvlucht. Ook nu begon de Thulin-motor tijdens de klim over te slaan. Op slechts geringe hoogte 13

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2002 | | pagina 13