keuring voor het vliegend personeel alsmede de
kwaliteit van het toegepaste vliegtuigmaterieel kri
tisch te laten keuren. Bij beschikking van 23 maart
1920 werd daartoe onder voorzitterschap van
Ir A. Kapteijn een speciale commissie van onderzoek
ingesteld. Behalve Kapteijn werden als leden
Dr Ir E.B. Wolff, Prof. H. Zwaardemaker, de CMLD
LTZ 1 D. Vreede, LTZ 1 H. Nieuwenhuis en
kapt.vlieger FA van Heijst benoemd. Naderhand
werd de commissie uitgebreid met een toen reeds
vermaarde vliegerarts uit Soesterberg, de res.elt.
P.M. van Wulfften Palthe. Als secretaris van de com
missie werd LTZ 2 J.W.G. van Hengel, toen geplaatst
op het Departement van Marine, aangesteld21.
De commissie kwam al snel tot enige voor de KM en
de MLD in 't bijzonder pijnlijke kritische opmerkin
gen. Die golden allereerst de aanneming van jonge
vliegers en voor de MLD bestemd vliegend personeel,
dat alvorens te worden geplaatst geen op de vlieg-
dienst gerichte verzwaarde medische keuring
onderging. Verder ondervond de vliegopleiding ern
stige kritiek. Na het behalen van het klein
(F.A.I/Internationaal) brevet werd over het algemeen
slordig door de leerlingen gevlogen. Daarbij werd
van instructeurszijde onvoldoende corrigerend opge
treden. Opmerkelijk was dat de leerlingen die hun
eerste vliegopleiding op de Farman hadden ontvan
gen hierop een gunstiger uitzondering vormden. De
Spijkers werden, althans naar Soesterbergse erva
ringen. ten aanzien van het redresseren van vlieg-
fouten over het algemeen wat toegeeflijker dan de
Farman beoordeeld. Bij de overgang op andere vlieg
tuigtypen zoals de Friedrichshafens kon dit ietwat
goedige vlieggedrag van de Spijkers in combinatie
met het minder gedisciplineerd vliegen de nog oner
varen vlieger wel degelijk parten spelen! Verder
bleek de commissie, dat de theoretische opleiding
van de leerlingen-vlieger op diverse punten
inhoudelijk verbetering behoefde. Ten aanzien van
de problemen met de 80 pk rotatiemotoren was de
commissie van mening, dat de slechte prestaties
hiervan wel degelijk hadden bijgedragen tot het
ontstaan van de onaanvaardbaar hoge ongevallen
statistiek voor de Marine-Spijkers. Een diepgaand
onderzoek naar de oorzaak van deze technische
problemen werd uitbesteed aan de Rijks
Studiedienst voor de Luchtvaart (RSL), die hiervoor
voldoende capabele mankracht en expertise in huis
had. In ieder geval vormde de constatering uit eigen
onderzoek van de Technische Dienst op "De Kooy",
dat het onregelmatig draaien van de Thulins te
wijten was aan doorbranden van één of meer zuiger
bodems, een goed startpunt voor verdere RSL-actie.
Verder ontving de RSL opdracht zodanige wijzi
gingen aan het Spijker-vliegtuig te introduceren dat
de neiging tot overtrekken bij geringe voorwaartse
vliegsnelheid binnen praktisch te stellen grenzen
kon worden beperkt22.
Dwingende adviezen
Op grond van de onderzoekresultaten kwam de
commissie al snel tot enige conclusies, die in een
aantal adviezen nader werden omschreven en
samengevat. Allereerst moest de medische keuring
van aankomend vliegend personeel dringend wor
den verzwaard. De daarbij te introduceren
voorschriften en procedures konden via de toen
reeds in functie zijnde Medische Dienst op
Soesterberg worden overgenomen. Voorgesteld werd
voor dit doel twee marine-artsen voor opleiding
naar Soesterberg te detacheren. Zij zouden behalve
ten behoeve van de keuring van sollicitanten voor
de opleiding tot marinevlieger ook belast worden
met de periodieke keuringen van reeds bij de MLD
geplaatst vliegend personeel. Bovendien werd ten
sterkste geadviseerd permanent een marine-arts op
"De Kooy" te plaatsen. Hij had uitsluitend de taak op
geregelde basis de psychische zowel als lichamelijke
gezondheidstoestand van het aldaar geplaatste
vliegend personeel te observeren. Waar nodig moest
hij bovendien alle medisch-georiënteerde maatrege
len aan hen voorschrijven, die noodzakelijk waren
voor de handhaving van hun dagelijkse
inzetbaarheid als vlieger en/of waarnemer. De
bewuste marine-arts zou ook een geregeld contact
met zijn Soesterbergse collega's moeten onder
houden, teneinde hen eventueel bij keuringen te
kunnen assisteren dan wel te vervangen. Medio 1922
werd Officier van Gezondheid J.W. van Vlaardingen
na een korte inwerkperiode op Soesterberg als eerste
vliegerarts in de vliegopleiding op "De Kooy"
geplaatst23. Wegens ongeschiktheid als vlieger
moest hij voorjaar 1923 plaats maken voor zijn
collega P.J. Huldy, die geen vliegeraspiraties toonde.
18