Van Vlaardingen keerde overigens in 1927 als
vliegerarts terug op "De Kooy".
Een andere belangrijke aanbeveling betrof de aan
schaf van een geschikt type overgangsvliegtuig voor
de Vliegschool op "De Kooy". Dit moest in ieder
geval een "zwaarder type schoolvliegtuig" zijn met
een sterker motorvermogen, dat voor de voort
gezette vliegopleiding kon dienen. Eenmaal "los" op
een dergelijke advanced trainer zou de overgang van
de nog onervaren vlieger naar het watervliegtuig
volgens de commissie minder problemen opleveren.
Ten slotte werd nog de introductie van enige rege
lingen, voorschriften en bepalingen voorgesteld, die
de vliegveiligheid onder alle weersomstandigheden,
gedurende overlandvluchten en ook tijdens uit
voering van hoogtevluchten ten goede moest
komen. Een apart advies werd verwerkt in Bepalingen
ter voorkoming van aanvaringen in de lucht, die iedere
gebrevetteerde vlieger grondig moest kennen èn
onderhouden24.
De door de commissie uitgebrachte adviezen werden
- soms met slechts zeer geringe wijzigingen - ten
volle aanvaard en in praktijk gebracht. Alle voor de
MLD aan te werven vliegers en waarnemers ont
vingen pas na een voor hen gunstig verlopen strenge
medische keuring te Soesterberg toegang tot de
vliegopleiding. Reeds gebrevetteerde vliegers
moesten voortaan elk jaar een medische herkeuring
ondergaan. Deze regeling was naderhand eveneens
van toepassing voor telegrafisten en
mitrailleurschutters die in een vliegende functie bij
de MLD werden geplaatst. Later werd voor in Oost-
Indië bij de MLD geplaatst vliegend personeel een
soortgelijke jaarlijkse keuring bij de Medische
Dienst van de Luchtvaart Afdeling van het KNIL te
Bandoeng van kracht.
Voor wat betreft de introductie van een over
gangstrainer kon reeds in 1920 in deze behoefte
worden voorzien. In de loop van dat jaar leverde
Fokker vijf toestellen van een eerste seriebestelling
voor C.I vliegtuigen, die tevens als verkenner en
lichte bommenwerper konden dienst doen. In totaal
zouden zestien toestellen van dit type worden
aangeschaft, waarvan een deel in eigenbouw op
"De Kooy" werd genomen. De eisen voor het
marinevliegbrevet konden nu worden aangescherpt
en ondergingen in de loop van de jaren twintig nog
enige extra wijzigingen. Eind 1922 werd een vaste
commissie voor het afnemen van de hiervoor
geldende proeven in het leven geroepen, waarin de
Commandant van "De Kooy" ambtshalve zitting
had25.
Een andere belangrijke kwestie, die voortkwam uit
het onderzoek van de commissie, was de overweging
om de militaire pensioenwetten ten aanzien van
"luchtvarenden" te herzien. Het Ministerie van
Oorlog kwam als eerste met een voorstel om hen die
vliegdiensten verrichtten, bij invaliditeit zomede
aan hun nabestaanden bij overlijden t.g.v. een
dienstongeval aanspraak te geven op een nader vast
te stellen kapitaalsuitkering26. Het ligt buiten het
bestek van het "Spijker-thema" om dit prille begin
van sociale zekerheid voor militaire vliegers en hun
families verder in detail uit te diepen. Ten slotte nog
een enkel woord aangaande de modificaties aan het
Spijker-vliegtuig zelf, die door de RSL ter reductie
van het gevaar van plotseling overtrokken raken tij
dens de landing werden geadviseerd. De oplossing
van dit probleem werd vooral gezocht in de toepas
sing van een gewijzigd vleugelprofiel. Helaas zijn
geen bijzonderheden hierover bewaard gebleven.
Waarschijnlijk werd een dik "Fokker"-profiel geïn
troduceerd. In ieder geval is bekend, dat o.a. de
Marine-Spijker registratie C.16 met een dergelijk
"dubbel gewijzigd vleugelprofiel" werd uitgerust. In
het vroege voorjaar van 1923 volgde de beproeving
van de aldus gemodificeerde C.16 door de RSL en
werden de vliegeigenschappen vergeleken met die
van een "normale" Spijker. De gewijzigde Spijker
bleek daarbij een grote overeenkomst te vertonen
met de toen alom geprezen eigenschappen van de
Fokker D.VII eenpersoonsjager. Pluspunten waren
zonder meer de goede bestuurbaarheid in
overtrokken vlucht, het rustige doorzakken daarbij
en de geringe landingssnelheid. De RSL con
cludeerde dat de C.16 absoluut niet in een vrille was
te krijgen. Het hoogteverlies bij overtrekken bleek
aanzienlijk minder dan bij de "normale" Spijker het
geval was27. Ondanks deze positieve beproevings
resultaten besloot de Marine deze vleugelmodifi
catie niet voor alle nog in gebruik zijnde Spijker
leervliegtuigen toe te passen. Het tweede minpunt
bij dit type, n.l. de ingebouwde Thulin motor met
zijn onbetrouwbare staat van dienst, bleef helaas
19