onverkort van kracht. In afwachting van een aan te
schaffen nieuw type schoolvliegtuig moest voorlopig
met de Spijkers worden doorgevlogen.
Toenemende motor
problemen
Na de rampjaren 1919 en 1920 bleven de Thulins bij
voorduring problemen geven, met als gevolg dat de
Spijker-vliegers steeds meer ervaring in het maken
van noodlandingen verkregen. De Technische Dienst
werkte tegen de verdrukking in om steeds een zo
groot mogelijk aantal toestellen in de vaart te
houden. Op die manier kon dus met veel kunst- en
vliegwerk de Vliegschool blijven doordraaien.
Regelmatig werd het groepvliegen beoefend. Voor
"bruiloften en partijen" werd zelfs een IJzeren
Escadrille geformeerd, die overal in den lande het
MLD-vlagvertoon verzorgde. Gaandeweg ontwikkelde
zich evenwel een sterk gevarieerde reeks van diverse
defecten en technische problemen. Zo gaven de klep-
tuimelstangen ineens veel klachten, doordat ze
spontaan afbraken en daardoor aanleiding gaven tot
dikwijls ontoelaatbaar ernstige incidenten. Officier
vlieger Eikerbout was eind september 1923 bijna
slachtoffer van een dergelijk ongeval, waarbij de
gebroken stang finaal door de aluminium motorkap
van zijn Spijker C.19 sloeg. Gevolg hiervan was dat
de kap los sloeg en tegen de ondervleugel van
toestel vloog. Behalve een schroefblad brak hierdoor
tevens de voorste vleugelligger, waarbij gelukkig de
linnen bekleding niet beschadigd raakte. Eikerbout
zag kans zijn Draadnagel op koelbloedige wijze in
een duik richting "De Kooy" te planeren en zette de
Spijker zichtbaar moeiteloos aan de grond28.
Vanaf 1921 diende zich een toenemend aantal
gevallen van zuigerbreuk aan. De gemiddelde levens
duur bleek slechts 50 uur te bedragen, waarbij
echter een grote spreiding werd geconstateerd. In
ieder geval was deze waarde aanzienlijk korter dan
de gebruiksduur die in een vroeger stadium voor de
oorspronkelijke door Le Rhöne vervaardigde zuigers
in de Farmans was vastgesteld. Nauwkeurige inspec
tie van de door Thulin gefabriceerde zuigers bracht
al direct een scala aan allerlei vormfouten en andere
gebreken aan het licht. Vooral de overgang van
zuigerbodem naar het cilindrische zuigerlichaam
ter plaatse van de zuigerpenproppen vertoonde een
té abrupt verschil in materiaaldikte. Hierdoor was
een potentiële mogelijkheid voor zuigerbreuk aan
wezig, die pas kon worden verholpen door
genoemde materiaalovergang een geleidelijker ver
loop te geven. Het hiertoe noodzakelijke indraaien
van de zuigerbodem mocht echter niet ten koste
gaan van een reductie in compressiedruk. Die zou
op zijn beurt weer een vermogensvermindering van
85 naar 75 pk ten gevolge hebben. Een dergelijke
reductie was ontoelaatbaar, aangezien de toch al
weinig beschikbare paarden vooral tijdens de start
van de Spijker hun volle werk moesten verrichten!29
Opnieuw de vlag halfstok!
De voortdurende misère rond de Thulin-motoren gaf
menigeen op "De Kooy" reden tot een groeiend
pessimisme aangaande de handhaving van de
vereiste bedrijfszekerheid en vliegveiligheid voor de
Spijkers. De reeks van noodlandingen in 1921 en
1922 gaf alle aanleiding voor deze ongerustheid.
De C-26 tijdens de landing, foto: via Nico Geldhof
20