r* .'V
maar werden spoedig teruggezonden naar
Nederland, waar ze op het Marinevliegkamp
Valkenburg werden ingedeeld bij vliegtuigsquadron
7. Ze kregen de MLD-registraties 220 tot en met 227.
Aanvankelijk had men veel problemen met de brand
stofcomputers en de rotorbladen van deze wentelwie
ken, waardoor ze nog wel eens tot een noodlanding
werden gedwongen. Een van die noodlandingen liep
ongelukkig af toen adjudant-onderofficier vlieger A.J.
van Dun bij Katwijk in de Oude Rijn stortte en om
het leven kwam.
Toen de euvels eenmaal waren verholpen kon men
volop aan de slag. De veelzijdigheid van de Bell was
er de oorzaak van dat ze nog al eens 'werkpaard'
werden genoemd. Personen- en goederenvervoer wer
den dagelijkse routine. Ondersteuning van het Korps
Mariniers bij oefeningen te velde, het plaatsen van
radarantennes op torens en gebouwen, demonstra
ties op vliegfeesten, vliegen voor cineast Bert
Haanstra, landingen op schepen zoals het vliegkamp
schip Hr.Ms. Karei Doorman en De Poolster, zijn zo een
paar opdrachten die vliegtuigsquadron 7 uitvoerde.
Men wist het squadron te vinden, zeker voor de
Opsporings- en Reddingsdienst (OSRD). Met het
typisch klappende geluid van de (2) rotorbladen van
de Bell, dat weerklonk boven het stormgebulder, was
het voor veel drenkelingen het geluid van de red
ding. De bemanningen van deze helikopters zagen
kans, vanwege de vele reddingen, de reputatie van de
Vliegende of Nieuwe redders te verwerven.
Spectaculaire reddingen
Met de Bell's, die van 1962 tot 1978 bij de MLD in
gebruik zijn geweest, zijn een aantal spectaculaire
reddingen uitgevoerd. Omdat de S-58 de taak van
plane guard en onderzeebootbestrijding aan boord
van de Doorman vervulde, kon de Bell volledig worden
ingezet voor transport en SAR (Search and Rescue)
doeleinden. Dat Search was maar ten dele waar, want
bij een langdurige zoekactie werd eerst de Lockheed
Neptune SP-2H ingezet om het in nood verkerende
schip of drenkelingen op te sporen, waarna de heli
naar de plaats des onheils werd gedirigeerd. In voor
komend geval konden de vaste vleugelvliegtuigen in
die tijd ook assistentie verlenen. Hiervoor waren ze
uitgerust met een Gear Dropper. Deze container kon
in de bombbay of onder de vleugel worden gehangen
en was voorzien van een lijn van ongeveer 300 meter
lengte en een twaalf persoons dinghy. Moest deze
afgeworpen worden, dan werd de lijn gedropt en
over de drenkelingen gevlogen en werd enige secon-
Een AH-12A Wasp van het fregat Hr.Ms. Evertsen beladen
met torpedo, foto: IMH
den later de dinghy gelanceerd.
Evenals haar voorgangers was de Bell eenmotorig en
werd bij reddingsoperaties ver in zee in de meeste
gevallen begeleid. De Neptune vervulde dan de func
tie van on scene commander. Dat gebeurde ook op 2
november 1965, toen in een gezamenlijke actie van
een Bell met de reddingboten Gebroeders Luden en
Brandaris en een S-58 van het Duitse eiland Borkum,
21 drenkelingen werden opgehaald van het Griekse
vrachtschip Panagathos die op het Bornrif bij
Ameland aan de grond was gelopen. 'Het kostte nog
enige moeite om de zeelieden ertoe te krijgen van de
reddingslus gebruik te maken', zei heli vlieger luite
nant-ter-zee Van Dam achteraf. 'De kabel van de lus
is met statische elektriciteit geladen. Bij aanraking
geeft dat een schok en op het dek ontstonden vonken.
De Grieken schrokken ervan en gooiden de kabel van
zich af. Ik heb toen onze kikvorsman. vliegtuigmaker
Den Herder, neergelaten om de bemanningsleden
gerust te stellen en in de lus te helpen.'
Ruim drie weken later, op 24 november 1965, haalde
een Bell tien van de zeventien bemanningsleden van
het Liberiaanse vrachtschip Santa Kytiaki, dat bij wind
kracht tien op het zuidstrand van IJmuiden was gelo
pen. Op 31 oktober 1965 was een van de Bell's net iets
te laat om de volledige bemanning van de coaster 4-
21