and rescue en algemeen gebruik (utility) als voor onderzeebootbestrijding vanaf schepen. De eerste voor de Marineluchtvaartdienst bestemde Westland Lynx kwam in dienst op 14 november 1976 (reg. 260) en de laatste op 9 april 1981 (reg.283). De Koninklijke Marine kocht 24 Lynxen in drie uit voeringen: Zes in de "A" (UH) versie met een hijslier voor OSRD en lichte transport doeleinden: Tien in een "B" (SH) uitvoering met een dipping sonar. Acht in een "C" uitvoering met een magnetic anomaly detector (MAD). De laatste twee typen waren ingericht voor onder zeebootbestrijding. Aangezien de Koninklijke Marine de eerste was die de Lynx aan boord van haar schepen ging gebruiken, moesten er vlieglimieten worden vastgesteld voor het gebruik aan boord. Een jaar lang hebben mari nevliegers. in samenwerking met het Nationaal Lucht en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). aan boord van fregatten onder allerlei weersomstandigheden beproevingen gedaan en de vlieglimieten vastge steld. Deze zijn op schrift gesteld en worden tot op de dag van vandaag door alle Lynx-gebruikers geraad pleegd. De Lynxen opereren vanaf het Marinevliegkamp De Kooy en zijn ingedeeld bij de vliegtuigsquadrons 7 en 860. Vliegtuigsquadron 7 verzorgt de opleidingen en de vluchten voor Search and Rescue en transport. Vliegtuigsquadron 860 levert heli's voor de fregatten met vliegtuigbemanning en boordvliegtuigploeg. In de jaren negentig zijn alle helikopters gestandaardi seerd tot één type de UH-14D Search and Rescue (SAR) Zo langzamerhand had de aanduiding OSRD ook bij de MLD ruimte gemaakt voor de meer internationa le aanduiding SAR. In de meer dan vijfentwintig jaar dat de Lynx nu in gebruik is hebben de bemannin gen van deze heli's heel wat SAR operaties op hun naam staan. We laten er een paar de revue passeren. Op 27 mei 1978 werd luitenant-ter-zee Ferry Gongrijp er op uitgestuurd om 53 Wadlopers, die tussen Schiermonnikoog en het vaste land in dichte mist waren verdwaald op te sporen. Zij werden gevonden door het postduiven instinct van de vlie ger, want de navigatieapparatuur van de Lynx had het aflaten weten. Ze werden net op tijd gered, want de vloed liep al weer een tijdje. De Lynx had zijn beperking omdat er in het begin, toen de heli nog zwaar was, niet meer dan drie wadlopers tege lijk konden worden meegenomen, die vervolgens op Schiermonnikoog werden neergezet. Gelukkig kwam luitenant-ter-zee vlieger Wim Onrust met een tweede Lynx om te assisteren. De heliredder, die altijd als laatste aan boord werd gehesen, kon zich toen al niet meer staande houden vanwege de stroom en de hoge waterstand. Op de dag voor Kerstmis in 1983 werden 51 man van booreilanden gered. Luitenant-ter-zee Jan Pasman werd met een Lynx naar het booreiland, de Seafox 1 gedirigeerd, dat werd gesleept door twee sleepboten. Tijdens een zware storm was de machinekamer van het booreiland vol gelopen en de bemanning wilde er af. Door de hoge poten van het platform en aller lei obstakels, kon er niet gehesen worden. Pasman werd daardoor gedwongen om achteruitvliegend op het slingerende booreiland te landen. In een kolken de zee ging het platform zo'n tien meter op en neer en werd alle kanten opgesmeten. Van een korte pauze tussen de slingeringen door werd gebruik gemaakt om op het landingsplatform te landen en negen man werden geëvacueerd. Niet lang daarna kwam ook de Transocean 4 in de problemen. Vanaf dit booreiland werden 42 man geëvacueerd. De coaster Elft verging op 2 maart 1987 in zwaar weer ten noorden van Ameland, waar de tempera tuur op dat moment onder het vriespunt was. Door de zware regenval kwam luitenant ter zee Gongrijp met zijn heli in ijscondities terecht. Onderkoelde regen is de grootste vijand van de helikopter. De vier bemanningsleden bevonden zich in een dinghy juist aan de lijzijde van de omgeslagen coaster. Cabinedeur open, kraan naar buiten, redder naar beneden en dubbel lift hijsen; alles zo vlot mogelijk, want de tijd (in icing condities) begon te dringen. Laatste man binnen, kraan binnen, deur dicht en wegwezen. Zo snel mogelijk uit die regen. Op de radar werd de kortste weg uit die bui gevonden. Laag blijven vliegen was belangrijk, omdat de zeewater temperatuur altijd boven de vijf graden is en men hoopte dat die 'warmte' een beetje zou helpen. Er vielen nog stukken ijs van de romp toen de helikop ter op het platform van De Kooy was geland. De lichaamstemperatuur van één van de geredden was toen nog maar 32 graden Celsius. Het acht maanden oude Zweeds RoRo schip (18872 ton) Vinca Gorthon raakte op 28 februari 1988 op 50 mijl ten noordwesten van IJmuiden in de moeilijkhe den. Door het verschuiven van de lading had het zware slagzij opgelopen. Op de Noordzee stond een noordwester storm, windkracht 10 tot 11. Bij aan- 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2003 | | pagina 23