de lengteas van het vliegtuig. De hoeksnelheid van de tol was dan recht evenredig met de snelheid van het vliegtuig. De tol draaide in dat geval, gezien vanuit stuurboordzijde van het vliegtuig, rechtsom. Vanwege deze gestelde voorwaarden werd de tol bui ten de schroefwind opgehangen. De tolaandrijving geschiedde door een windgedreven schoepenrad, dat enige gelijkenis vertoonde met het windmolentje van de toen veel gebruikte Morell snelheidsmeter. Figuur "A" toont de gyroscoop gezien vanuit de vlieg tuigstaart. De pijlen in posities A en B geven de draai richting aan. De bij een rechterbocht optredende centrifugale kracht Q.grijpt aan in het zwaartepunt Z. Het aldus ontstane gyroscopische koppel is dan P x AB. C is het ophangpunt. Het koppel P x AB is dan gelijk aan Q.x CZ. Aan het ophangasje is een schijf met gradenverdeling volgens Figuur "B" bevestigd. Wanneer de dwarshellingmeter van het toestel steeds op "nul" wordt gehouden, zal de lijn A-B de horizon aangeven. De vaste wijzer C geeft dan ten opzichte van de graadverdeling op de schijf de juiste helling- hoek van het vliegtuig met de horizon weer. Gebruik van de Woudenbergse tol bij eenmotorige vliegtui gen impliceerde toepassing van een lange mast waar bij de tol ver buiten de schroefwind moest draaien. Via een koordoverbrenging kon de aanwijzing dan naar de schijf met graadverdeling in de stuurkuip worden overgebracht9. Beproeving en toepassing Het proefexemplaar van de tol van Woudenberg werd in het voorjaar van 1927 op het Het molentje voor de aandrijving van de Tol van Woudenberg. Foto: IMH via H.J. Hazewinkel. De bochtaanwijzer met gradenverdeling vond een plaatsje in de voorste stuurkuip. Foto: IMH via H.J. Hazewinkel. Marinevliegkamp "de Kooij" in de Fokker C.I registra tie F.9 ingebouwd. Op 29 juni daaropvolgend vond een eerste beproeving plaats met officier-vlieger 2e klas M.F. Eikerbout en ir. H.J. van der Maas van de Rijks-Studiedienst voor de Luchtvaart (RSL) onder de blindvliegkap10. Van der Maas had kort tevoren enige ervaring opgedaan in het "mistvliegen" met KLM-vliegtuigen. Eenmaal door de "zichtvlieger" Fikerbout op voldoende hoogte gebracht, werd het stuur door de "blindvlieger" Van der Maas overge nomen. Deze moest vervolgens met behulp van de beschikbare instrumenten - snelheidsmeter, toeren- teller, kompas en gyroscopische horizon - bepaalde opdrachten uitvoeren. Die bestonden uit rechtuit vliegen op verschillende koersen, het maken van bochten van 90°. 180°, 360° enz. De F.9 bleef daarna nog enige tijd dienst doen voor de verdere blindvlieg- beproeving. Die vond op advies van de RSL plaats boven de rechthoekige velden in de Haarlemmermeer. Hierdoor konden eventuele afwij kingen van de voorgelegde koers snel worden vastge steld. Voor de toekomstige blindvlieginstructie van marinevliegers stelde ir. A.G. von Baumhauer van het RSL voor de gyroscopische horizon van Woudenberg te combineren met een vloeistofkompas. Hierdoor zou volgens hem de toepassingswaarde van het instrument aanmerkelijk toenemen11. Het is niet bekend of de Marine dit advies uiteindelijk heeft gevolgd. Zeker is, dat de F.9 daarna op "de Kooij" nooit voor de blindvlieginstructie is gebruikt. De vinding van Woudenberg heeft bij de MLD een kleinschalige introductie gekend. In de zomer van 1928 werden enige Van Berkel WA watervliegtuigen op het Marinevliegkamp "de Mok" met deze horizon 13

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2004 | | pagina 13