Messerschmitt en Focke Wulf. Daarbij kwam dat de vliegers die in 1941-42 de strijd moesten aangaan met de Japanners grotendeels vers van de vliegopleiding kwamen en. zeker voor wat de MI. betreft, zeer weinig uren op de Brewster hadden. De meesten hadden nog nooit op luchtdoelen geschoten, terwijl ook hun leiders met meer vlieger- varing, nauwelijks konden bogen op enige recente jachtvlieg-ervaring. Er werd dan ook "aan de lippen gehangen" van luitenant Bruinier, die als enige over levende van drie ML-jachtvliegers was teruggekeerd van een detachering bij de RAF in Engeland en daar de ervaring van het moderne luchtgevecht had opge daan. Maar dit was allemaal wel erg laat en tijd om gestructureerd deze ervaring in een opleidingspro gramma te verwerken was er niet. De negatieve beoordeling van de Brewster Buffalo berust grotendeels op de inderdaad desastreuze afloop van de inzet van de RAF-toestellen boven Singapore en Malakka. Wat (jacht)vliegervaring betreft was het gros van de Britse vliegers er niet beter aan toe dan hun collega's van de ML, alhoewel de vluchtcommandanten natuurlijk meestal wel gevechtservaring in Europa hadden. Maar de Britse Brewsters waren alle uitgerust met de 1100 pk Cyclone G-105A - de meerderheid van de ML-kisten had 1200 pk - en hadden daarbij veel van de hierbo ven vermelde extra apparatuur ingebouwd gekregen die het gewicht opvoerden naar 2955 kg, ruim 265 kg (10%) meer dan de Indische kisten. Hierdoor was het klimvermogen (op zeeniveaus) slechts 3000 ft/min, zeer schamel vergeleken met de 4700 ft/min van de Ned. Indische toestellen. Harry Simons, die als vlieger van de Koninklijke Nederlands Indische Luchtvaart Maatschappij (KNILM) in actieve dienst werd geroepen als jachtvlie- ger op de Buffalo, vermeldde dat hij de Buffalo een goede kist vond, mits hij echter de 1200 pk motor had. Hij verwoordde het als volgt: "Vreemd als het nu mag klinken, herinner ik me nog steeds de leven dige manoeuvreerbaarheid van de Buffalo en in prin cipe was het een zeer goed vliegtuig, als het tenmin ste de 1200 pk motor had. Het was te licht bewapend met twee lichte en twee zware machinegeweren, had geen zelfdichtende tanks, geen pantserbescherming voor de vlieger, een onhandige radio-installatie en we hadden slechts een provisorische installatie van een reflex-vizier. De lange en dunne metaalbuisonder- steuning hiervan werd nog wel eens door de mon teurs gebruikt om zich in de cockpit te hijsen en ik heb nooit met een toestel gevlogen dat een werkelijk goed uitgelijnde gunsight of zelfs goed geharmoni seerde mitrailleurs had. Met dit alles en dan nog de jeugdigheid van de vliegers, had geen vliegtuig tot betere prestaties kunnen komen". Microfoon aan een haakje De Buffalo had ook een aantal kwaliteiten waarmee het toestel beter dan gemiddeld scoorde. Zo zorgde de 200 US gallon (750 liter) tankinhoud voor een ruim voldoende vliegbereik, n.l. ruim vier uur bij economisch kruisvermogen (550 as-pk, 163 mijl per uur) ofwel 680 mijl (1100 km). Hiermee kon het toe stel gemakkelijk vliegvelden op Borneo en zuidwest Celebes bereiken en 'standing patrols' vliegen. Uiteraard was de vliegduur bij maximum gevechts vermogen veel korter n.l. anderhalf uur. Voorts was de Brewster zeer solide gebouwd. De constructie was berekend op 7,9 g en in de praktijk is gebleken dat de Buffalo met veel gevechtsschade, toch de vlieger vaak nog veilig thuis kon brengen. Mede door de De Buffalo B-3110 met le luitenant A.G. Deibel. foto: Sectie Luchtmacht Historie via Casius 25

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2004 | | pagina 25