SCRIPTA MANENT
Onderstaand stuk verscheen in maart 1986 in 'Op de bok', het maandblad van de ver
eniging van Nederlandse verkeersvliegers en moet worden gezien als eerbetoon aan
een Brewster Buffalo-vlieger.
Het sluit goed aan bij het artikel 'De luchtverdedigers van de Bandoengse hoogvlakte', van
Otto Ward in Spinner 11 van januari 2004 en bij het artikel 'Brewster Buffalo's voor
Indië', van Gerard Casius in deze Spinner.
Een dezer dagen las ik het overlijdensbericht van
een oud-KLM-vlieger dat mij meer dan gewoon
lijk trof. Hoewel ik nooit met hem (sedert mensen
heugenis gezagvoerder) heb gevlogen, en misschien
wel juist daarom, deden de beschrijvingen van hem
en zijn (oorlogs)activiteiten mij een grote, onuitge
sproken, bewondering voor hem koesteren. Hij had
het immers allemaal meegemaakt en zijn zelf-kwa-
lificatie (die ik u aan het einde van dit 'in memo-
riam' niet zal onthouden) omgaf hem, in mijn
ogen. met een aureool van heldendom en onkwets
baarheid.
Doch laten de geschriften voor hem spreken:
"In de jaren 1935-1937 vloog een jonge man met 'flaming
manes' voor de NNGPM boven Nieuw-Guinea. Hij kwam
daarna in dienst bij de ML van het KNIL en toen de oorlog
boven Java een feit ging worden, formeerde hij uit jonge
vliegers van Kali Djati een jachtafdeling met Brewster
Buffalo's. De luchtslagen boven Bandoeng waren begonnen.
Met twaalf Brewsters gingen zij de lucht in. Die twaalf
werden er acht en de laatste maal dat hij met zijn vliegers
dood en verderf zaaide onder de Japanse Navy Zero's
waren ze nog met hun vijven. De vijand had zesendertig
Zero's ingezet en verloor eenentwintig
Zijn kamptijd brak aan. Laten wij er niet meer over spre
ken, in dit geval, want onmiddellijk na de capitulatie ging
deze adelaar de lucht weer in. Hij vloog Mustangs en P-40's
van Australië naar Java en maakte eind december 1946 een
militaire postvlucht van Java naar het vaderland. Het DFC
en Vliegerskruis waren hem inmiddels op de borst gespeld.
Toen de KLM bij voorkeur uitzag naar Nederlandse vliegers
voor de opbouw van de Nederlandse verkeersluchtvaart viel
het oog van Koen Parmentier, die drommels goed wist wan
neer hij pursang vliegers voor zich had, op hem. De kapi
tein werd reservekapitein en ging over naar Schiphol.
Teneinde de lezer een karakteristiek te geven van deze over-
gecomprimeerde aviateur, van wie de secretaresse van het
bureau Korps K.L.M.-vliegers beweert: 'Het lijkt wel of hij
altijd kwaad is,' moet men zich het volgende voorstellen: Je
ligt in de rimboe in een moeras. Het onweert en
bliksemt, het is stikdonkere nacht en in dat moe
ras wemelt het van slangen en krokodillen. Het
enige pad dat naar dit moeras leidt wordt onveilig
gemaakt door tijgers...
Nu is er maar één man die je daar uithaalt als hij niet
ergens in Tokio bezig is wat snuisterijen te kopen voor zijn
drie zoons en dochters, wellicht in Manilla een rol kant
voorArda, zijn vrouw, of in een wijde bocht boven Sydney
Harbour Bridge de laatste punten van zijn checklist door
neemt. Wanneer je hem dus thuis bereiken kunt. Aan een
van de alleeën in het schone dorp Laren ligt een villa 'In
de blokken'. En daarin speelt zich tussen zijn vluchten
naar het Verre Oosten, het huiselijke leven af van de reser
ve-kapitein-vliegervoor wie, waar ook ter wereld, alle
baarlijke duivels, taifoens en droogstoppels op de vlucht
gaan.
Banzai!' [Uit: Tussen Hemel en Aarde', auteur
Willem van Veenendaal 1955)]
In een verslag van een vlucht uit zijn tijd als com
mandant van de zich in februari-maart 1942 op
Andir bevindende jachtvliegers (op Brewster
Buffalo's) en in overige stukken uit die tijd valt te
lezen:
"Elttrof een vijandelijke jager die rokend verdween,
maar werd zelf korte tijd later onverwachts in brand
geschoten, die spoedig uitging zodat hij in staat was
Andir te bereiken.
Toen eenmaal Kalidjati op 1 maart in vijandelijke handen
was gekomen, werd de omgeving van Bandoeng het voor-
32