werktuigkundige, één tactische coördinator, één
navigatie/communicatie coördinator, twee sensorope
rators, één non-accoustische operator en één elektro-
nicaspecialist. Een vlucht zonder bijtanken duurt
ongeveer maximaal 12 uur.
De Koninklijke Marine werd bij de opbouw van het
nieuwe Orion-bedrijf geholpen door de US Navy. Zo
stelde de USN richtlijnen op voor het opzetten van
een reserveonderdelenmagazijn, onderhoudsdien
sten en trainings- en missiesupportfaciliteiten die
door de marineleiding nauwkeurig werden bekeken
en op diverse punten aan de lokale omstandigheden
werden aangepast.
De grote en zware P-3C's vergden ook een aangepast
vliegkamp met de daarbij behorende infrastructuur:
nieuwe werkplaatsen, hangaars, een missie onder
steuningscentrum en een nieuwe verkeerstoren.
Bovendien werden taxi- en startbanen, evenals de
platforms, verlengd, verbreed dan wel verstevigd.
Eind 1979 werd op Burbank van start gegaan met de
bouw van de Nederlandse Orions. In die periode had-
inbouwen, dan was dit nog slechts een kwestie van
'aansluiten'.
Als een Orion gereed was, volgde een vliegtestpro-
gramma dat werd voltooid met een door USN uitge
voerde acceptatievlucht. Tijdens deze vlucht werden
het vliegtuig en haar systemen aan de specificaties
getoetst. Werd het vliegtuig in orde bevonden, dan
volgde de overdracht aan de MLD en de afleverings-
vlucht naar het Zuid Hollandse Marine Vliegkamp
Valkenburg. De transfer werd soms ook door een
USN-bemanning uitgevoerd. Opvallend was dat, op
één na, alle Orions bij de aflevering de Amerikaanse
Bu.No.-registratie als callsign gebruikten.
Op 10 september 1981 werd de eerste Orion in de VS
officieel door Lockheed aan de MI.D overgedragen.
Vanaf begin september tot de kerst in 1981 werden
de eerste boordwerktuigkundigen op NAS
Jacksonville (Florida) in een conversiecursus bij VP-30
op de Orion opgeleid. Na een preconversiecursus op
thuiskamp Valkenburg in november 1981, arriveer
den de eerste twee Nederlandse crews (vliegers en
Bu.No
serial
c/n
contractnr
aantal
161368-161369
300/301
5733/5737
79-C-0403
2
161370-161373
302/305
5741/45/5054
80-C-0254
4
161374-161377
306/309
5758/62/65/69
81-C-014
4
161378-161380
310/312
5773/74/76
81-C-0485
3
totaal 13
den Lockheed en de USN juist een aantal kleine wij
zigingen op de apparatuur van de Orion geïntrodu
ceerd, die leidden tot de gewijzigde typeaanduiding,
de P-3C-II, de update II-half configuratie. De order
was een 'Foreign Military Sales' (FMS) overeenkomst
met de Amerikaanse regering, de USN hield toezicht
op de bouw van de vliegtuigen. De Nederlanders
waren erbij betrokken, maar de eindverant- woor-
ding lag bij de Amerikanen.
De Nederlandse Orions werden om financiële rede
nen niet voorzien van een IRDS, terwijl een tweetal
camera's onder de romp en de apparatuur voor de
lancering van Harpoons evenmin werd ingebouwd.
Het was echter eenvoudiger en goedkoper om de
bedrading voor deze systemen wel in de voor
Nederland bestemde machines aan te brengen.
Mocht men in de toekomst wel deze systemen willen
sensoroperators) in januari 1982 in de VS. De aller
eerste Orion (300/V) was inmiddels door Lockheed
overgedragen en kort daarna ten behoeve van het
trainingsprogramma overgevlogen naar NAS
Jacksonville.
Nadat vier crews de opleiding met succes hadden
afgerond vlogen zij op 21 juli 1982 met de eerste vier
(300 - 303) eigen Orions naar Valkenburg. Ook nam
aan deze vlucht een USN-vlieger deel. Boven
Nederland gearriveerd, kreeg de 300/V een escorte
van de laatste operationele SF-2H Neptune (204/V)
van VSQ320 en een SP-13A Atlantic (258/V) van
VSQ321. In formatie verschenen de drie vliegtuigen
boven het Marine Vliegkamp Valkenburg. Nadat de
machines waren geland, taxieden de Orions geza
menlijk naar de flightline waarbij symbolisch het
Orion-tijdperk was aangebroken.
20
KMBUABB
Mm. ICT>C»UI«*