25 jaar Stichting Vrienden van het Militaire Luchtvaartmuseum Vanaf 1939 kregen ze ook de opsporing van onder zeeboten als extra taak, maar voerden geen bommen aan boord. De onderzeebootbestrijding werd aan de torpedobootjagers in het Eskader overgelaten. In 1938 kreeg de MLD in Nederland weer een oorlog- staak toebedeeld. Bij gebrek aan adequate vliegtuigty pen werden in de mobilisatie C.XI-w kruiservliegtui gen en Fokker C.XIV-W lichte zeeverkenners (oor spronkelijk bedoeld voor de MLD in Indië) voor de neutraliteitsbewaking van de 3-mijls zeegrens inge zet. Hr.Ms. kruiser Sumatra, net overgekomen uit Indië, kreeg voor deze taakuitvoering géén boord- vliegtuigen toegewezen. Die waren er niet! Reeds in het begin van 1942 was het boordvliegtuig op de Nederlandse oorlogsschepen verdwenen, hoe wel organiek bij de MLD in Indië nog steeds twee Groepen vliegtuigen hiermee waren uitgerust. Tijdens de Slag in de Java Zee, het laatste artillerie duel dat in de oorlogvoering ter zee plaatsvond, waren de boordvliegtuigen afwezig. Deze tendens was trouwens ook bij de buitenlandse marines waar te nemen. De Task Force, bestaande uit ten minste vier vliegkampschepen met aan boord torpedobom menwerpers, duikbommenwerpers en marinejagers, bepaalde voortaan de offensieve kracht van de zee gaande vloot. De artillerie aan boord van slag schepen was van toen af aan alleen van nut voor het uitvoeren van kustbombardementen. Individueel opererende slagkruisers, zware kruisers en als raider opererende hulpkruisers behielden hun uitrusting aan boordvliegtuigen. Ook Amerikaanse capital ships hadden tot aan het einde van W02 voor het uitvoe ren van operaties buiten Task Force verband maxi maal vier boordvliegtuigen geëmbarkeerd. Dit waren, naar Japans voorbeeld, éénpersoons waterjagers die tezamen met de aanwezige geduchte bewapening aan luchtdoelartillerie het schip tegen vijandelijke vliegtuigaanvallen moesten beschermen. Reeds in het begin van de 2de wereldoorlog namen de scheepsverliezen van de geallieerden een grote omvang aan. De oorzaak was het grote aantal Duitse onderzeeboten en de Focke Wulf lange afstandvlieg tuigen. Het verweer hiertegen door escorteschepen en walvliegtuigen was onvoldoende. Begeleiding door vliegkampschepen was de meest gewenste oplossing, echter er waren veel te weinig hiervan beschikbaar. Als noodoplossing werden koopvaardij schepen door de Britten voorzien van een vliegdek met behoud van een groot deel van het laadvermo gen. De eerste omgebouwde schepen werden CAM- schepen - Catapult Aircraft Merchantmen- waarop een klein dek werd aangebracht waarvan alleen een katapultstart kon plaats vinden. Het weer aan dek nemen van het vliegtuig was echter niet mogelijk waardoor deze operatiën te veel materieel kostten. Het vervolg was het ontwerp om een tanker van een volledig vliegdek te voorzien waarbij het laadver mogen werd gereduceerd tot 85%. In februari 1943 werd gestart met de ombouw van de eerste Merchant Aircraft Carriers (MAC) waarop 6 vliegtuigen konden worden geëmbarkeerd. De Koninklijke Marine had ook interesse voor het MAC-concept en besloot twee Shelltankers om te bouwen. Reeds lang voor dat deze schepen gereed waren, werd in juni 1943 het hier voor bestemde eerste Nederlandse boordvliegtuig- Omgebouwdc Shell-tankers dienden als Merchant Aircraft Carriers (MAC-schepen).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2005 | | pagina 41