25 jaar Stichting Vrienden van het Militaire Luchtvaartmuseum
weldra in een grote belangstelling mocht verheugen.
Het bestond uit enkele in de open lucht opgestelde
vliegtuigen (o.a. een Fokker C.V en een Fokker F.XIV)
en een loods waarin modellen werden geëxposeerd.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog ging het
'museum', waarin ook Fokker, de PTT. Philips en de
KLM participeerden, onder het Duitse oorlogsgeweld
verloren. In de meidagen zagen de Duitsers de bij het
Soesterdal geëxposeerde vliegtuigen voor operatione
le toestellen aan en voerden een beschieting er op
uit. Uit angst dat dit opnieuw zou gebeuren, werd
besloten de vliegtuigen naar de parkeerplaats bij het
etablissement te slepen, waarna ze door Nederlandse
militairen in brand werden gestoken. Enkele weken
later werd het theehuis door de Duitsers gesloopt,
omdat het te dicht tegen het vliegveld lag.2
Behalve in Soesterberg werden in de jaren '30 ook in
Rotterdam aanzetten gegeven om de ontwikkelingen
op "luchtvaart-technisch gebied" voor "den liefheb
ber van de vliegsport" in kaart te brengen.
Initiatiefnemer was het Scheepvaartkundig
Instituut, gevestigd aan de Haringvliet 68. dat mede
onder impuls van de legendarische vluchten van de
7
Pelikaan, de Uiver en de Snip, een kleine expositie
inrichtte die op 22 maart 1935 door Generaal
C.J. Snijders werd geopend.3 Het ging hier hoofdzake
lijk om vliegtuigmodellen, vliegtuigmotoren en
instrumenten. Kort voor 1940. tenslotte, werd op
Schiphol plannen ontwikkeld om tot een luchtvaart
museum te komen met nationale aspiraties. Een
vroegere militaire garage zou onderdak gaan bieden
aan dit museum, maar ook hier gooiden de Duitsers
in mei 1940 roet in het eten.4
Het eerste naoorlogse
initiatief: het
Ae r o p 1 a n o r a m a op Schiphol
In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog
ging. niet onbegrijpelijk, alle aandacht van de
Luchtmachtleiding uit naar de wederopbouw van de
Luchtstrijdkrachten. De perikelen in Nederlands-
Indië en de opkomende Koude Oorlog dwongen ertoe
in korte tijd een omvangrijke luchtmacht te
formeren. Voor het behoud van vooroorlogse militai
re vliegtuigen, onderdelen daarvan of voor uitrus
tingsstukken bestond in deze periode, waarin ook
voor wat betreft de inbedding van de Nederlandse
defensie nieuwe wegen werden ingeslagen, betrekke
lijk weinig belangstelling. Ook bij de civiele lucht
vaart was in deze jaren de blik bij uitstek toekomst
gericht. Pas tegen 1960 begon er op dit punt een
kentering op te treden. Eerst voorzichtig, later meer
open. Op 19 oktober 1955 kwam in Den Haag de
Stichting voor het Nationaal Luchtvaart Museum (NLM) tot
stand, die enthousiast aan de slag ging om plannen
te ontwikkelen voor een permanent museum voor de
geschiedenis van de Nederlandse luchtvaart. De
Stichting NLM, waarin overigens ook de Koninklijke
Luchtmacht participeerde, slaagde er in voor dit doel
ruimte vrij te krijgen in een hal op het oude
Schiphol, waar in de zomer van 1957 de grote inter
nationale tentoonstelling "Het Atoom" was gehou
den. Het Nationaal Luchtvaart Museum opende zijn
poorten op 17 mei 1960 en kreeg vooral bekendheid
als het Aeroplanorama. Het museum sloot zijn deuren
in 1967, waarna de collectie verhuisde naar het nieu
we Schiphol. Daar werd een futuristisch bouwwerk,
een geodetische aluminium koepel, betrokken dat de
P-51D Mustang H-307 tijdelijk gestald in Hangar 401 op de
Vliegbasis Gilze-Rijen (1967) in afwachting van de besluitvor
ming over de oprichting van een eigen luchtmachtmuseum.