j>.
cr>
S
portopleggers een Mustang had opgehaald bij de
Afdeling Vliegtuigbouwkunde in Delft en vervoerd
naar Gilze-Rijen, "in afwachting van de opening van
het vliegtuigmuseum van de Klu".8 De commissie
onder leiding van Wittert van Hoogland was echter
van mening dat een meer centrale plaats de
voorkeur verdiende.9
Vanaf 1967 begonnen de voorbereidingen voor een
eigen museum vastere vormen aan te nemen. In
eerste aanzet leek het nog om een bescheiden opzet
te gaan. Er werd gesproken over een verzameling van
luchtvaartcuriosa, die onderdak zou moeten krijgen
in hangar 3 op de Vliegbasis Soesterberg. Toen deze
verzameling, na zeer intensieve voorbereidingen die
enkele maanden in beslag namen, voor het publiek
werd geopend, gebeurde dit niettemin onder de
benaming Luchtmachtmuseum.
De officiële opening werd op 3 juli 1968 verricht
door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard. Ter
inleiding op de openingshandeling hield de
Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten Luitenant-
Generaal A.B. Wolff een toespraak, waarin hij de
oprichting motiveerde. Hij wees er op dat er van af
was gezien om bij de viering van het elfde lustrum
van de luchtmacht, zoals de traditie wilde, een grote
vliegdemonstratie te organiseren. Defensie verkeerde
in een moeilijk politiek vaarwater en bovendien was
de publieke opinie op dat moment niet bepaald
gecharmeerd van vliegshows. In plaats daarvan was
besloten het Nederlandse publiek een static-show
aan te bieden waarin de verschillende facetten van
de luchtmacht anno 1968 aan bod kwamen. Tevens
was in hangar 3 een tentoonstelling ingericht, die
echter in tegenstelling tot de static-show een perma
nent karakter was toegedacht. Wolff constateerde dat
de snelle evolutie van het luchtwapen alle aandacht
van de Koninklijke Luchtmacht had opgeëist.
Hoezeer hij dat achteraf ook betreurde, had het
daardoor aan tijd ontbroken om naar het verleden te
kijken. Hij stelde in dit verband:
Het bijhouden van het verleden, het trekken van lering uit de
historie en vooral de eerbied voor hen die ons op deze korte
doch moeilijke weg voorgingen, is mijns inziens essentieel.
Veel is reeds verloren gegaan en dit verlies is nimmer meer
te herstellen doch het 'beter laat dan nooit'geldt ook hier
voor het luchtmachtmuseum.10
Toen Wolff twee jaar later zijn functie van Chef van
de Luchtmachtstaf/Bevelhebber der
Luchtstrijdkrachten neerlegde, liet hij in zijn
afscheidstoespraak het belang van de totstand
koming van het Luchtmachtmuseum nog eens
doorklinken. Het museum voorzag, naar zijn
oordeel, in de behoefte aan kennis over "de historie
van de Luchtmacht en het vliegwezen in het
bijzonder", zowel bij militairen als bij de
Nederlandse bevolking.11
Ervaringen op de Vliegbasis
Soesterberg
Deze woorden van Wolff verhulden dat de keuze
voor onderbrenging van het museum op de
Vliegbasis Soesterberg geen gelukkige was geweest.
Al binnen enkele maanden na de opening bleek dat
de publieke functie van het Luchtmachtmuseum flink
botste met de operationele activiteiten op de vliegba
sis. Eigenlijk kon de hangar door de Vliegbasis niet
worden gemist, terwijl de toestroom van publiek,
ook al was het museum, behoudens voor groepen,
alleen op de zaterdagen open, op gespannen voet
stond met de strenge veiligheidseisen die op de
Vliegbasis moesten worden gehanteerd.
Deze factoren tezamen vormden al in het najaar van
1968 aanleiding om uit te zien naar een alternatief.
Daarbij kwam meteen de zogeheten 'kippenfarm' in
beeld, een perceel gelegen op de hoek
Amersfoortseweg-Van Weerden Poelmanweg, waar
voorheen de Stichting Gezondheidsdienst voor
Pluimvee was gevestigd. Dit terrein grensde aan de
Vliegbasis Soesterberg. Een gedegen onderzoek naar
de mogelijkheden die de 'kippenfarm' bood en de
nadere uitwerking van een concreet 'verhuisplan',
leidden echter niet tot besluitvorming. De hoge
kosten (circa fl. 500.000) zullen daaraan debet zijn
geweest. Daarom moest voorlopig genoegen worden
genomen met de weinig bevredigende constructie
van een 'luchtmachtmuseum' op een vliegbasis,
waar andere prioriteiten uiteraard voorrang kregen.
Verhuizing naar hert {Kamp
van Zeist
Toen in de tweede helft van de jaren '70 werd
besloten om de Vliegbasis Soesterberg van alle niet
operationele elementen te ontdoen, moest ook voor
het Luchtmachtmu§j$im met enige spoed een nieuw
onderkomen worden gezocht. Opnieuw kwam de
'kippenfarm' weer als mogelijke optie ter tafel. Ook
het Officierscasiho aan de Kampweg in Soesterberg
leek goede mogelijkheden te bieden. Eind mei 1977
maakte de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten aan
alle onzekerheicFèén einde êfi liet aan de
6A
25 jaar Stichting Vrienden van het Militaire Luchtvaartmuseum