i
maanden voorbij zonder dat er direct contact met de
wereld was. Radio ontbrak evenals telefoon zodat
men aangewezen was op een geschreven bericht dat
met een prauw werd overgebracht naar een nabijge
legen eiland en daarvandaan met een andere prauw
naar het volgende eiland. Tenslotte werd het bij het
kantoor van de resident in Sorong afgeleverd; met
deze procedure was dus enige tijd gemoeid.
Begin april 1961 mocht ik voor het eerst zelfstandig
als waarnemer mee op een kampongverkenning in
een Dakota. We vlogen - in opdracht van Hollandia -
met de klok mee en dat betekende een vlucht van
Biak over de nek van de Vogelkop naar Kaimana.
Bijtanken en via alle aangewezen kampongs naar
Jefman, het vliegveld op het eilandje bij Sorong.
Daar overnachtten we en de volgende dag gingen we
verder om zo tegen het middaguur boven Pulau Fani
aan te komen. Daarvandaan zouden we naar het
eilandje Middelburg voor de noordkust van het vas
teland vliegen om de verlaten strip te inspecteren en
dan verder in oostelijke richting de kust langs naar
Rendani bij Manokwari. Maar deze keer liep het
anders. Want het sein van Fani stond op onveilig.
We gingen omlaag en draaiden nog een rondje,
maakten een paar foto's en keken met de verrekijker
naar bijzondere dingen. Die werden niet waargeno
men, sterker nog, men leek in de kampong buiten
gewoon verheugd dat wij boven hen rondvlogen.
Dus ging het "dringende" bericht naar Biak eruit
met de melding van het onveilige sein. Het ant
woord was duidelijk als altijd: "Continue patrol and
report." In Manok werden gereedstaande groente
voor Biak en wat onderdelen van landrovers ingela
den, we stegen op en landden een uur later op
Boeroekoe. Bij de debriefing werd de hele vlucht
gedetailleerd doorgenomen en wij gingen naar de
longroom om te baden en een biertje te drinken.
Intussen was op een van de patrouille varende
B-jagers het sein ontvangen dat het schip terstond
naar Pulau Fani moest opstomen en aldaar de lan
dingsdivisie met eigen sloep aan land zetten voor
nader onderzoek. Zo gezegd zo gedaan. De B-jager
voer met 26 kts. naar Fani. naderde omzichtig bij
zonsopgang vanuit het Westen, zette de sloep met
een deel van de landingsdivisie uit en landde nabij
het huis van de kepala kampong alwaar een wrakke
steiger bleek te bestaan. Het welkomstcomité was
ondanks de ochtend-schemer en de behoedzame
nadering aanwezig, maakte zijn opwachting en
bood alle mogelijke hulp aan. De enige vraag die
beantwoord hoefde te worden was: Apa loos? De
reactie was voor de Nederlanders verbijsterend:
"Onze zware shag is op en we zagen dat vliegtuig
en dachten we leggen het sein op onraad dan
gebeurt er vast iets en dan krijgen wij weer tabak".
Dat gebeurde inderdaad maar er gebeurde nog iets:
de KM liet het Binnenlands Bestuur weten "not
amused" te zijn met dergelijke ongevraagde oefen
mogelijkheden. Zeer kort na dit incident bezocht de
Assistent-Resident Fani om persoonlijk les kampong-
seinen te geven. Het is daarna niet meer voorgeko
men dat er voor de grap kampongseinen op onvei
lig werden gelegd. Maar ja: anderhalfjaar later
waren we allemaal weg en was de periode van het
Nederlandse gezag voorbij.
Bronvermelding:
Bovenstaand artikel èn het artikel 'Het oog van de vloot' in
Spinner 19 zijn afkomstig uit: "Het Kroonboek' 50 jaar
later. Promotie 1954 KIM. uitgave 2004. in eigen beheer.
Vliegveld Boeroekoe en Kota Biak.