midden tussen de expositieruimten in de centrale
'spinner' die als verkeerstoren is ingericht, heeft de
bezoeker een schitterend uitzicht op de start- en
rolbanen van de aangrenzende vliegbasis. Het valt
dan ook op dat architect Per Morten Wik. zelf een
groot luchtvaartenthousiast, bij zijn ontwerp voor
bij is gegaan aan het zicht vanuit de tentoon
stellingshallen op het nabij gelegen vliegveld. Want
met gebruik van grote temperatuurbestendige,
doorzichtige en isolerende materialen in de buiten
muren zouden de tentoongestelde vliegtuigen
min of meer op natuurlijke wijze opgaan in de
omgeving waarin zij thuishoren. Overigens staat
het museum in Bodo daarin niet alleen. Ook bij
sommige Engelse musea die bij of zelfs op een
vliegveld liggen, hebben architecten en opdrachtge
vers een kans voorbij laten gaan om de transparan
tie van de expositie in het landschap te bevorderen.
Meestal is dat het geval als het gaat om bestaande
gebouwen waarbij uit kostenoverwegingen slechts
in de allernoodzakelijkste aanpassingen is voorzien.
Belichtingsconcept
Wat Bodo betreft, stelt het volledig ontbreken van
daglicht in de expositiehallen hoge eisen aan de
verlichting van deze ruimten en de belichting van
de tentoongestelde objecten. Als gevolg daarvan is
in een aantal 'eilanden' ontstaan van 'uitgelichte'
vliegtuigen. De samenhang van zo'n vliegtuig met
nabij opgestelde vliegtuigen is vanwege lichtgebrek
nauwelijks te zien. Zo wordt een Britse Spitfire
midden in de luchtmachthal op PSP-platen. met
een klinkerbestrating daar rond omheen, perfect
uitgelicht. Maar van achter komt de neus van een
onbelichte, enorme zwarte Catalina pregnant naar
voren; in een hoek van dit tafereel staat een weinig-
relevant Brits legervoertuig en aan de zijkant een
prachtige, apart belichte Mosquito, die echter van
wege zijn opstelling veel te dicht op het looppad op
geen enkele plek in zijn totaliteit kan worden beke
ken. Als gevolg van deze belichting, of liever: juist
het ontbreken daarvan, ontdekt de bezoeker nauwe
lijks of niet dat de tentoonstellingsruimte met 20
staande en opgehangen vliegtuigen eigenlijk veel te
vol en de expositie daardoor veel te druk is.
Het Avinor museum
Bij de ingang van het andere deel van het museum
staat een Cessna-150 opgesteld speciaal voor bezoe
kers met kinderen of kleinkinderen. Geen sloop
vliegtuig dus. De kinderen mogen zomaar aan
boord klimmen en zich het inleven of wegdromen
op de captain's seat in de cockpit. Naar beneden, de
hal inlopend staat een DHC-3 Otter als herinnering
en illustratie van de Noorse Poolexpeditie in 1958
waarbij 350.000 km2 in kaart is gebracht.
Maar het grootste vliegtuig van de museumcollectie
is een driemotorig Junkers-52/3mW watervliegtuig
van 'Det Norske Luftfartselskap'. Het vliegtuig staat er
op zijn drijvers prachtig bij boven op een enorme
gesimuleerde waterplas. De Duitsers hebben gedu
rende de eerste drie oorlogsjaren in Noorwegen
zoveel ervaring met de Ju-52/3mW opgedaan dat
alle standaard 52's van alle versies zijn voorzien
van de mogelijkheid om met drijvers te vliegen.
Van 1940 tot medio 1942 zijn daartoe in de bezette
Fokkerfabriek vele honderden sets drijvers
gebouwd.
Een markante opstelling van deze Spitfire LEMK.IXe midden in het Luchtmachtmuseum van Bodo. Het vliegtuig is ingedeeld
geweest bij het Noorse RAF Squadron
foto: Norsk Luftfartsmuseum
17