9 Tot ieders tevredenheid was vastgesteld dat - gege ven een aantal uitgangssituaties en bepaalde beper kingen van de Neptune radar in aanmerking geno men - vliegtuigdirectie vanuit een Neptune nog steeds mogelijk was. Ook werd wederom in de prak tijk aangetoond dat voor lange afstand zeeverken ning, bijvoorbeeld vóór een vlootverband uit, van de wal af opererende vliegtuigen zoals de Neptune, onontbeerlijk zijn. Het ging er nu om gedurende deze oefenreis dit aspect veelvuldig aan bod te laten komen. Radardirectie vanuit een vliegtuig werd bij de MLD sedert de komst van de TBM-3 Avengers en de P2V-5, die beiden waren uitgerust met de zeer krachtige APS-20 radar, beoefend. Een aantal men sen (vliegers en waarnemers) heeft daartoe bij de Royal Navy op Culdrose een opleiding gehad. Gedirigeerd werden (jacht)vliegtuigen. motortor pedoboten en andere schepen. Door het grote bereik van de APS-20 konden middelgrote en grote doelen op 80 NM worden gedetecteerd waarna een interceptie mogelijk was. Van 1954 tot eind 1960 werd vliegtuigdirectie in de lucht veelvuldig beoefend waarbij de gedirigeer- den aanvankelijk Sea-Furies en naderhand Sea- Hawks waren. A/b van Hr.Ms. Karei Doorman en de kruisers was vliegtuigdirectie een veelvuldig en graag beoefende bezigheid. Na het uitfaseren van de TBM. het afdanken van de Sea-Hawks en het overdragen van de P2V-5 aan de Portugese lucht macht. zakte de kennis en de vaardigheid op dit gebied bij de MLD weg. Aan het einde van deze detachering in de West vlogen de Neptunes via Kindley (Bermuda) naar huis. Maar eerst werden nog een serie Radar- en Electronic Countermeasure beproevingen met Nederlandse onderzeeboten (Zeeleeuw en Dolfijn) afgewerkt. Daartoe was een gebied ongeveer 365 NM ten Zuid Oosten van Bermuda uitgekozen met diep water, weinig oppervlakte scheepvaart en geen bekende Sovjet waarnemers. Het ging erom bij verschillende condities (vlieghoogte, seastate, up- en downwind) de maximale detectieafstand van een snuiverkop op een APS-20 radar te bepalen en anderzijds om de onderzeeboten het "danger-level" voor de APS-20 te laten vaststellen. Voor deze beproevingen vlogen we van Kindley. onder burgerverkeersleiding in zuidelijke richting weg op 10.000 voet. Na ongeveer anderhalf uur meldden we ons af bij Air Traffic Control en deel den mede dat we tot nader order "Operational" waren. We daalden dan naar 3000 voet en vlogen naar het doelgebied waar we, volgens de standaard naderingsprocedure, de onderzeeboot lokaliseer den. Dan begon het spel; de weinige conversatie die er over de radio tussen vliegtuig en sub werd gevoerd, was uitsluitend op UHF (kimbereik) en dan nog voor het grootste deel in code. Na afloop vlogen we in W-richting tot een positie ten Zuiden van Kindley, klommen dan op een Noordelijke koers naar 9000 voet en meldden ons volgens het boekje bij Air Traffic Control "resuming inbound flight estimating Kindley at Tenslotte: op 22 juni, met de zon op maximale Noordelijke declinatie vlogen we. van Lajes op de Azoren, via ocean station K, naar huis. Ongeveer 400 NM ten zuidwesten van Landsend begon het rode "chipdetector" lampje knipperend te branden. Dat betekende: "metaaldelen in een of meer cilin ders aanwezig". SB-motor werd gevaanstand. en dalen op koers naar 1000 voet. Het boven ons vliegende vliegtuig onderhield de HF-communicatie met de grond terwijl wij doorvlogen en een geslaag de een-motorlanding op St. Mawgan maakten. Daar overnachtten we. 's Nachts verwisselden de meccano's het indicatie lampje en het leed bleek geleden. Zonder verdere avonturen stonden we om 13.00 uur van de 23e juni op het platform van Valkenburg. Op dat moment besefte nog niemand dat dit het begin inluidde van bijna 20 jaar SP-2H- detacheringen in de West! Op de Karei Doorman werden Trackers in gereedheid gebracht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2007 | | pagina 31