tuur om in aanmerking te komen voor het predi kaat 'National Museum'. Hetzelfde concept Als we op de 2000 voertuigen grote parkeerplaats uit onze Pontiac-middenklasser stappen en het nieuwe luchtvaartmuseum vanaf een paar honderd meter bekijken, valt op dat bij het ontwerp hetzelf de concept is aangehouden als bij het museum in Bodo (Spinner 23). Nog niet eens zo zeer architecto nisch, want stilistisch is het 125M kostende muse um in Chantilly toch aanzienlijk fraaier. De goed geïsoleerde plaatstalen hangar van zo'n 300 bij 80 meter is bijna 30 meter hoog. Een iets lagere aan bouw van ruim 100 bij 40 meter doet dienst als Space Hangar. Beide musea hebben met een rolbaan aansluiting op het aangrenzend Washington-Dulles International Airport. Vanuit de 55 meter hoge Admiral Donald D. Engen Observation Tower heeft men een schitterend uitzicht op de start- en lan dingsbanen van deze drukke luchthaven nog geen 300 m verderop. Voor bezoekers geeft de toren een symbolische doorkijk vanuit de historie naar de moderne luchtvaart. In het torengebouw is een IMAX theater ondergebracht. In museaal opzicht lijkt er geen verschil tussen beide musea. Zowel in Noorwegen als in Washington draait het om de civiele en militaire luchtvaart. Het UHC richt zich niet zo zeer op de nationale luchtvaartgeschiede nis, maar vooral ook op de historie en ontwikkeling van de lucht- èn ruimtevaart internationaal. Juist omdat de V.S. zelf vooral sinds het einde van W.O.l een enorm aandeel heeft gehad in de ontwikkeling van de luchtvaart, heeft men zich bij het UHC toch wel enige beperkingen moeten opleggen. Dat is te zien in de tentoongestelde collectie. Er is rekening gehouden met de exposities in het NASM in Washington D.C. en met het NM USAF in Dayton, Ohio. De nationale civiele- en militaire luchtvaart historie is vooral terug te vinden in de hoofdlocatie Vlak voor het straaltijdperk maakte Boeing bij Pan American Airways naam en faam met zijn 'Clippers'. Op de foto een schitterende B.307 Stratoliner 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2008 | | pagina 23