40 jaar waren, zeker wanneer het luchtgevecht zich op zeer grote hoogten afspeelde. In die eerste Meteor-jaren werden onze vliegers met recht door schade en schande wijs. Zij moesten in feite alles zelf uitvinden om zodoende hun ervaring in de militaire straalvliegerij op te kunnen bouwen. Helaas bleven daarbij vliegongevallen niet uit. In een periode van tien jaar verongelukten in totaal 74 Meteors, waarbij 46 jonge levens te betreuren vie len. Op een totale vloot van 266 Meteors van drie verschillende uitvoeringen was dit een aanzienlijk materieel verlies. In 1952 veroorzaakten de vele elkaar snel opvolgende vliegongevallen met Meteors heel wat opschudding in de nationale pers. Gebrek aan voldoende tweepersoons trainers, alsmede een lage vlieggereedheid van de eenpersoons Meteors werden toen als voornaamste redenen voor de hoge ongevallencurve genoemd. Hierdoor konden de vlie gers onvoldoende vlieguren maken, welke boven dien niet frequent genoeg konden worden opgesou peerd. Een regelmatige opvoering van het aantal vlieguren en met name het geregeld vliegen werden toentertijd terecht als de beste middelen gezien om het noodzakelijke vergroeiingsproces naar de jet vliegerij te kunnen voltrekken. met de ratio voor de latere Hunter (1,5) en Starfighter (1,25) wordt vergeleken. De introductie van de straaljager in onze luchtmacht heeft in dit opzicht een droevige erfenis achtergelaten. Desondanks staan hier weer enige positieve punten tegenover. Behalve het voordeel van de leercurve, welke met name bij de instructie van volgende generaties jachtvliegers van onschatbare betekenis is geweest, is ook de technische ondersteuning met sprongen vooruitgegaan. Deze gunstige gang van zaken bleef niet alleen beperkt tot het onderhoud op de flight line. Inspectie en onderhoud aan de Derwent straalmotoren, toen nog na 250 bedrijfs- uren noodzakelijk, werden vanaf 17 september 1951 uitgevoerd in de Straalmotorenwerkplaats in Delft. Twee jaar later werd deze onderhoudsdienst naar de vliegbasis Woensdrecht verplaatst en kwam op 1 augustus 1956 de 1000e Rolls-Royce Derwent gereed. Ook de particuliere industrie heeft volop geprofiteerd van luchtmachtopdrachten, die nodig waren om de Meteor-vloot vliegend te houden. Een Meteor Mk.8 van het demo-team van 323 squadron op Leeuwarden, dat slechts een korte tijd heeft bestaan Met de KLu-Meteors werd in de periode 1950-1959 het respectabele aantal van 205.673 vlieguren geproduceerd. Hierbij was 1955 met 39.357 uren beslist een topjaar. Gemeten naar het aantal verlo ren gegane vliegtuigen was 1951 ronduit een ramp jaar! Het ongevallenpercentage per 10.000 geprodu ceerde vlieguren bedroeg toen 11,8. Naarmate de F.8 met zijn 'hot seat' zijn intrede bij de KLu deed, liep dit percentage gelukkig zienderogen terug. Over de gehele gebruiksduur gemeten kwam voor de Meteors de ratio/10.000 vlieguren op 3,6 uit. Nog steeds een opvallend hoog cijfer, zeker indien dit Wegens tekort aan gekwalificeerd personeel moest het 3e en 4e-lijns onderhoud aan de Nederlandse vliegtuigindustrie worden uitbesteed. Zo heeft in 1957 het aan Fokker toebehorende AvioDiepen op Ypenburg nog een IRAN (Inspection Repair as necessary) opdracht voor Meteor F.8'en van de KLu ontvangen. Dat in dit Meteor-tijdperk de innovatie- drang bij onze industrie niet ontbrak, bewees DAF met de toen nieuw ontwikkelde YF 101 sneltanker- oplegger. Hiermee konden vier Meteors binnen drie minuten met 2300 liter 'peut' worden volgetankt. Anno 1950 een geweldige prestatie! 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2008 | | pagina 20