ïi landingsgestel en motorinstallatie bleven vrijwel gelijk, alhoewel de beplating van de rompneus geheel anders werd doordat de koelwaterradiateur van onder de romp werd verplaatst naar de rompneus, min of meer zoals auto's uit die tijd dat hadden. De besturingsroeren werden voorzien van aërodynamische balanceervlakken en het verticale stabilo werd vergroot, maar dit bleek geen succes en langzamerhand werden die delen weer teruggebracht naar de oorspronkelijke uitvoering. De nieuwe kist stond bij de LA bekend als de "HL", afgeleid van de nieuwe registratienummers. De "Havilland Luchtvaartafdeling". Na de bouw van het prototype werden er nog twaalf HL's gebouwd, in porties over drie-vier jaar, "voor de jaarlijkse aanvulling". Vanaf 1931 werden de overgebleven HL's opnieuw grondig door de TD onderhanden genomen. De oorspronkelijke Siddeley Puma watergekoelde zescilinder lijnmotoren hadden hun beste tijd gehad en inmiddels had de luchtgekoelde stermotor zijn kwaliteiten bewezen. Het voor waterkoeling noodzakelijke stelsel van buizen, slangen en kranen was gevoelig voor lekkage en storingen, terwijl het gewicht van dit alles plus dat van het koelwater zelf een flinke handicap opleverde voor de nuttige lading. De oplossing lag in het installeren van de 300 hp Pratt Whitney Wasp Junior A negencilinder stermotor, die we heden ten dage nog kennen als de R-985, voorzien ook van een moderne Hamilton Standard metalen propeller. Zo onderging de oude De Havilland in Indië opnieuw een facelift om nog weer jaren mee te kunnen als gevorderden-lesvliegtuig. Zoals altijd bij het KNIL moest de modificatie mondjesmaat gebeuren, elk jaar drie of vier toestellen als ze voor groot onderhoud of na een crash toch de werkplaats in moesten. Ze kwamen nu als "HW" (Havilland Wasp) te boek te staan. Totdat in 1937 de Koolhoven FK-51 in Indië in gebruik werd genomen (met dezelfde Wasp Jr. motor!) bleef de DH-9 in aangepaste vorm dienst doen. Een gebruiksperiode van achttien jaar is misschien vergeleken met de leeftijd van onze F-16's en Lynx helicopters niet veel, maar in het interbellum was de vliegtuigtechniek nog niet erg gevorderd en was vier of vijf jaar al een hele leeftijd voor een toestel. Dus om de beginvraag te herhalen: waarom De "HW" werd voornamelijk ingezet als gevorderden lesvliegtuig. Tot in 1937 bleven de De Havilland HWs in gebruik bij de Vliegschool van de LA-KNIL, en werden toen vervangen door de Koolhoven FK-51 (foto: C.C. Steensma) een DH-9 bouwen? Het zal duidelijk zijn dat de DH-9 bij de Indische Luchtvaart Afdeling, een der voorlopers van de Kon. Luchtmacht, een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. Het type is ook kenmerkend voor de "state of the art" aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Ook bij de Britse Royal Air Force vervulde de DH-9 en DH-9A een belangrijke en langdurige rol, evenals - in de vorm van de voorloper DH-4 - bij de Amerikaanse Luchtmacht en Marine. Daarnaast vloog de DH-9 bij vele andere luchtmachten en het was ook het toestel waarmee de KLM haar eerste luchtdiensten begon in 1919. Eveneens belangrijk: voor de Nederlandse luchtvaartgeschiedenis betekent de DH-9, in de vorm van de HL, een stuk Nederlandse vliegtuigbouw in de tropen, een creatie van de constructeur Walraven die eerder al bij Spijker en Van Berkel zijn sporen had verdiend. Last but not least: een aanzienlijk aantal van de kopstukken van de KLu in de jaren 50-60 was zijn vliegcarriëre begonnen op de De Havilland, zoals de Generaals Giebel, Fiedeldij, Wolff, Cox en Maurenbrecher. Praktische overwegingen De DH-9 is dus een interessant en zeker wel belang wekkend type vliegtuig, een "kist met een verhaal". Maar zo kun je je nog wel een paar interessante vliegtuigen voor de geest halen met een even interessant verhaal. Welnu, bij ondergetekende speelt toch wel die Indische interesse, mede omdat er van de vooroorlogse periode uit Indië niets is bewaard gebleven. Daarnaast zijn er de praktische motieven. Ten eerste: de originele

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2009 | | pagina 13